nieuws
- 2024
- 2023
- 2022
- 2021
- 2020
- 2019
- 2018
- 2017
- 2016
- 2015
- 2014
- 2013
- 2012
- 2011
- 2010
- 2009
- 2008
- 2007
- 2006
- 2005
- 2004
- 2003
- 2002
- 2001
- 2000
- 1999
- 1998
28 februari 2020
De ombudsman voor de uitvaart heeft een nieuw uitspraak gepubliceerd. Het gaat over een zaak waarbij een opdrachtgeefster niet tevreden is over de door de uitvaartondernemer geleverde diensten.
Klaagster vindt dat de uitvaartondernemer de uitvaart van haar man niet goed organiseerde. De uitvaartondernemer gaf een financiële compensatie, waarover zij tevreden was. De emotionele afhandeling vond zij in eerste instantie niet in geld uit te drukken. Een jaar later denkt klaagster daar anders over en wil ze alsnog een vergoeding op de wond, die steeds opengaat als ze aan de uitvaart denkt of erover moet praten. Ook wil ze haar polis afkopen. Het aanbod van de uitvaartondernemer op beide punten ziet klaagster als onvoldoende
Uitspraak:
De ombudsman concludeert het volgende
Op basis van het bovenstaande oordeelt de ombudsman dat de uitvaartondernemer terecht een deel van de uitvaartkosten crediteerde. Ondanks het verdriet en de teleurstelling van klaagster, is er geen grond om klaagster een vergoeding te geven voor immaterieel geleden schade. Omdat de gejaagdheid van de condoleance deels te wijten is aan de onvolledige voorlichting door de uitvaartondernemer, aan het niet bespreekbaar maken van de (on)mogelijkheden tijdens de condoleance en het feit dat er geen extra ruimte in het programma was ingebouwd, is een extra compensatie verdedigbaar. De ombudsman stelt deze vast op de helft van de kosten van de aula. Deze kosten zitten voor € 475,- in het crematietarief (€ 1.520,- waarvan € 915,- voor de crematie en € 130,- voor de asbestemming), zodat klaagster nog een tegemoetkoming van € 273,50 kan verwachten. Dit bedrag dient binnen drie weken op de rekening van klaagster te staan. De klacht is deels gegrond.