Mr Willem van der Putten

Mr Willem van der Putten Spelregels
Over Mr Willem van der Putten
Facultatieve
Sponsors

Grafrust 10 jaar, as 20 jaar bewaren?


11 april 2003

Vraag nummer: 2164  (oude nummer: 2571)

Fri, 11 Apr 2003 13:12

Geachte meneer van der Putten,

Waarom is er 10 jaar grafrust en moet de as 20 jaar bewaard worden.

Met vriendelijke groet,

Mw. L. Verheul

Antwoord:

Geachte mevrouw,

Dat is de uitkomst van politiek geschuif en gedraai. De bewaartermijnen van graven en asbussen is één van die onderwerpen geweest waar regering en parlement in de periode 1971-1991 (ja, het heeft maar liefst 20 jaar geduurd) in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging van alles aan veranderd en gedraaid en deels wel en deels niet teruggedraaid heeft.

Maar er zit - ondanks de politiek - nog wel enige ratio achter. Tenminste voor graven. Na 10 jaar is gewoonlijk een begraven lichaam volledig vergaan, op het skelet na. De resten kunnen dan eenvoudig naar een verzamelgraf worden overgebracht of dieper in herzelfde graf worden herbegraven. Door deze termijn niet op te rekken maak je begraven niet onnodig duur voor mensen die er niet (te) veel geld aan kunnen of willen uitgeven.

De termijn van 20 jaar is de uitkomst van politiek handjeklap. De idee dat een asbus in principe bewaard moet worden, hield in eerste instantie verband met de termijn van verjaring van misdrijven. De idee was, dat Justitie de as ooit nog eens nodig zou kunnen hebben, om een misdrijf op te sporen of te bewijzen. Dat is bij mijn weten in de praktijk nooit gebeurd. Van bijvoorbeeld gif zal men na verbranding weinig sporen meer vinden. En een gesmolten kogel zal ook al eerder in het crematorium uit de as zijn gezeefd. Maar goed, dat was de idee. De regering had eerst 18 jaar voorgesteld, maar wilde er later 10 jaar van maken; de Kamer besloot evenwel om er 20 van te maken. Waarom precies is onbekend, want het voorstel is nooit toegelicht en niemand heeft een toelichting gevraagd of commentaar gegeven. Het voorstel is 'zomaar' aangenomen. Ja, zo doet onze volksvertegenwoordiging dat.

De verwachting is, dat bij de eerstvolgende wijziging van de Wet op de lijkbezorging, de termijn van 20 jaar geschrapt wordt. Het heeft geen zin om te verplichten een asbus zo lang te bewaren, als de as toch altijd verstrooid mag worden. Een concept-wetswijziging ligt al een tijdje bij het minsterie van Binnenlandse Zaken op de plank. Maar gebrek aan politieke en ambtelijke prioriteit voor het onderwerp lijkbezorging is een euvel van alle tijden.

En ik kan het toch niet laten om iets uitgebreider over het politieke gedoe over de termijnen te verhalen. U kunt het trouwens rustig overslaan. Het kan wél nuttig zijn om het uit te printen en te bewaren voor als u een keer moeilijk in slaap kunt komen.

In het oorspronkelijke wetsvoorstel uit 1971 was in het tweede lid van (het artikel dat nu is:) artikel 58 geen termijn van 20 jaren, maar van 18 jaren opgenomen. De termijn van 18 jaren hield verband met de termijn van artikel 70, eerste lid, onderdeel 5, Wetboek van Strafrecht: misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Bij nadere overweging zag de minister van Justitie geen aanleiding meer om deze termijn voor mogelijke identificatie na crematie te handhaven. Graven kunnen immers na 10 jaar worden geruimd, waardoor eveneens de mogelijkheid van identificatie verdwijnt. Bij de eerste Nota van Wijziging (een document waarmee de regering een wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer ligt kan wijzigen) werd 'achttien' door 'tien' jaren vervangen (MvA II, blz. 21).
De termijn in artikel 58 werd vervolgens verdubbeld bij amendement van het Tweede Kamerlid mevrouw Wessel-Tuinstra (kamerstuk 11 256, nr. 22; Hand. II, zitting 1982-1983, blz. 1045 en 1524). Tijdens de openbare behandeling in de Kamer werd dit amendement noch door de indienster noch van de zijde van de regering expliciet toegelicht of besproken. Dus het motief om bij wet te regelen dat een asbus 20 jaar bewaard moet worden, is onbekend! Het amendement maakte deel uit van een reeks (nrs. 21 t/m 24) die beoogde de termijnen in artikel 31, tweede lid, de onderhavige bepaling, artikel 65, tweede lid, en in 46, tweede lid, van tien op twintig jaar te brengen. De idee was dat begraven en cremeren zoveel mogelijk, liefst helemaal, 'gelijk' en 'gelijkwaardig' moest zijn. Dus ook de termijnen. De discussie in de Kamer spitste zich toe op de gevolgen van wijziging van artikel 31, tweede lid, voor het rouwproces bij nabestaanden. Dit artikel 31 regelt o.a. de wettelijke termijn van grafrust voor graven. Eigenlijk was het motief voor 20 jaar voor de Tweede Kamer - plat gezegd - "geen gezeik, iedereen gelijk". Alle termijnen voor graven en asbussen werden op 20 jaar gesteld. En de achterliggende idee van de Kamer was, dat 10 jaar rouw te kort was.
Na enkele jaren begon de bezinning toe te slaan bij de regering. Kerkgenootschappen en gemeenten zeiden dat die 20 jaar te lang was, begraven zo te duur werd, enz. De regering besloot om dan maar weer voor te stellen om het weer te veranderen. Maar alleen de termijn van grafrust in artikel 31. Toen door de tweede novelle (Stb. 1991, 132) (een novelle is een wet die een wet wijzigt die al wel door de Tweede Kamer maar nog niet door de Eerste Kamer is vastgesteld) de wettelijke termijn van grafrust weer op 10 jaar werd gesteld, zijn de eerdere wijzigingen in de artikelen 46, 58 en 65 ongemoeid gelaten. Men heeft toen niet weer alles overhoop willen halen en nieuwe discussies in de Kamer willen uitlokken. Anders zou de herziene Wlb niet in 1991 maar misschien pas in 2001 zijn vastgesteld.
Bent u nog wakker?

mr W.G.H.M. van der Putten

11 april 2003

Stel een vraag:

Op dit moment is het stellen van nieuwe vragen tijdelijk niet mogelijk.

Heeft u op dit moment een
uitvaartondernemer nodig?

Bel nu: 088 605 1219
Dag en nacht bereikbaar



Nee, ga verder >