Overbrengen en bewaren stoffelijk overschot na ongeval / onbekende doodsoorzaak
20 december 2004
Vraag nummer: 3557 (oude nummer: 5207)
Geachte heer mr. Van der Putten,
Ik ben momenteel bezig met de opzet voor een samenwerking met de regionale brandweer en politie inzake het overbrengen en in bewaring nemen van stoffelijke overschotten bij ongevallen en/of doodsoorzaak onbekend.
Nu ben ik aan het onderzoeken welke richtlijnen hiervoor gelden. Ik kan deze echter niet vinden aangezien iedereen een andere mening blijkt te hebben inzake de voorschriften. Kunt u mij wellicht wijzen waar ik de voorschriften c.q. richtlijnen kan vinden.
Met vriendelijke groet
Antwoord:
Geachte heer,
Het antwoord is eenvoudig: er zijn geen uitgebreide wettelijke regels voor het overbrengen en bewaren stoffelijke overschotten. Het enige dat wettelijk geregeld is, is dat een overledene die waarschijnlijk een niet-natuurlijke dood is gestorven (de wet zegt nog veel voorzichtiger: wanneer een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten geacht kan worden) niet vervoerd mag worden, behalve wanneer de officier van justitie of een hulpofficier van justitie (politie) daar verlof voor geeft.
Dat staat in artikel 76 Wet op de lijkbezorging.
De reden is eenvoudig: men moet zonodig eerst onderzoek ter plaatse kunnen doen.
Als politie en justitie een lichaam vrij geven (formeel is dat verlof ex artikel 76, eerste lid, Wlb), zijn er geen regels voor overbrenging en bewaring van stoffelijke overschotten. De officier kan wellicht nog bepaalde voorwaarden stellen en uitstel van begraving of crematie gelasten. Maar verder zijn er geen regels.
De uitvaartverzorger die een lichaam overbrengt en bewaart, moet zich echter realiseren wat hij aan het doen is en vooral in wiens opdracht en nog meer vooral wie de rekening gaat betalen. Bepaalde overheidsinstanties zijn erg goed in het geven van opdrachten, maar geven niet thuis bij betalen. Ik zou als uitvaartorganisatie geen weerkzaamheden verrichten alvorens dat helemaal duidelijk is.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten