Kosten uitvaart lijk uit andere gemeente (verschil tussen Handboek Wlb en adviesrubriek?)
29 maart 2005
Vraag nummer: 3789 (oude nummer: 5781)
Geachte heer Van der Putten,
U geeft in uw adviesrubriek in enkele eerdere zaken uitdrukkelijk aan dat de burgemeester van de gemeente waar een lichaam zich bevindt op het moment dat degene die het stoffelijk overschot onder zich heeft tot de conclusie komt dat niemand zorg draagt voor de uitvaart, de nodige maatregelen neemt. In uw woorden is "de gemeente van deze min of meer toevallige verblijfplaats de pineut".
Onze gemeente heeft altijd conform deze opvatting gehandeld, en zorg gedragen voor in omliggende gemeente overleden personen, die naar een mortuarium in de gemeente werden vervoerd.
Nu zijn de rollen een keer omgedraaid. In een tweetal gevallen binnen één week werden twee burgers van onze gemeente naar koelcellen overgebracht in twee gemeenten in de buurt. In beide gevallen had de politie reeds een begrafenisondernemer ingeschakeld. Deze meldden zich beiden bij onze gemeente, omdat er geen familie kon worden opgespoord. Van het standpunt van onze gemeente, namelijk dat zij contact moesten opnemen met de betreffende gemeenten waar het lichaam zich op dat moment bevond, werd met verbazing kennis genomen. Niet veel later kregen wij dan ook telefoon van onze collega-ambtenaren.
De ene ambtenaar stond mij bijna niet eens toe om ons standpunt uiteen te zetten en dreigde er al mee het lijk weer naar ons te verslepen. De andere collega echter, vertelde dat hij over dit onderwerp onlangs advies had gevraagd aan de helpdesk van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB). De helpdesk stuurde mijn collega een kopie van blz. 74 van uw Handboek Wet op de lijkbezorging, waarin een andere mening wordt aangehangen. Hierin wordt vermeld: "Het gaat hier [...] om de burgemeester van de gemeente waar het lijk zich bevond op het moment van overlijden (bijvoorbeeld in een ziekenhuis) of werd aangetroffen. Niet om de burgemeester van de gemeente waar het lijk later heen is vervoerd (bijvoorbeeld naar een mortuarium of het gerechtelijk laboratorium)". Ik kan het deze collega dus niet kwalijk nemen dat hij de boot afhield.
Ik heb de NVVB nogmaals om advies gevraagd, onder verwijzing naar de casussen uit uw adviesrubriek. Maar heel erg graag zou ik ook van u vernemen hoe u denkt over dit verschil van opvatting.
Alvast bedankt voor uw antwoord.
Met vriendelijke groet,
XX
afdeling Burgerzaken
Antwoord:
Geachte heer,
Er is geen sprake van een verschil in opvatting, maar van selectief passages kiezen en een inderdaad wat ongelukkige formulering.
Bij eerste lezing van de passage op blz. 74 uit mijn Handboek Wet op de lijkbezorging zit er inderdaad een tegenstrijdigheid in mijn advisering in het boek en in deze adviesrubriek op internet. Maar bij een betere lezing blijkt het verhaal wel consistent.
Men moet in mijn boek namelijk beginnen te lezen op blz. 73 en dan wordt in de opbouw van het verhaal duidelijk(er) dat de passage op blz. 74 anders is bedoeld. Het woordje 'later' duidt op een vervolgactie nádat het lijk al als niet-bezorgd lijk bij de gemeente is gemeld. Een latere verandering van de plaats van aanwezigheid van het lijk brengt dan geen verandering meer in de gemeentelijke taak. In de voorafgaande zin staat ook dat het niet alleen gaat om de plaats van overlijden, maar ook om de plaats "waar het lijk (...) werd aangetroffen". En daarmee is bedoeld het "aantreffen" of "het zich bevinden" van het lijk wanneer formeel wordt geconstateerd dat niemand voorziet in de lijkbezorging.
Ik geef graag toe dat het beter zou zijn geweest dit iets duidelijker te formuleren. Een verbetering kan ook zijn het woordje 'later' te vervangen door het woordje 'vervolgens'.
Een oorzaak van de wat onhandige formulering in het handboek is misschien dat, toen ik het 13 of 14 jaar geleden opschreef, ik nog niet wist dat de praktijk veel meer verschillende en complexere situaties kent dan dat ik mij toen kon voorstellen.
Ik heb op blz. 74 geen uitgebreide casus geschetst, maar alleen een eenvoudige casus waarbij iemand ergens overlijdt, bijvoorbeeld in een ziekenhuis. Daar wordt de overledene in een koelcel geplaatst. Na enige dagen zoeken blijkt dat er geen nabestaanden zijn die in de lijkbezorging voorzien en dan wordt de gemeente gewaarschuwd overeenkomstig artikel 20. Wanneer vervolgens/later de overledene naar een mortuarium van een uitvaartondernemer buiten de gemeente waar het ziekenhuis ligt wordt vervoerd, maakt dat geen verschil meer.
Ik zal nu eens een wat ingewikkelder casus schetsen. Bijvoorbeeld dat iemand in gemeente A woont, in gemeente B door een ongeval is overleden, naar gemeente C wordt vervoerd omdat daar de gemeentelijke lijkschouwer van de GGD zijn schouwruimte heeft en en vervolgens naar een mortuarium te D wordt vervoerd. Het hangt er van af waar en wanneer aan de betreffende gemeente wordt gemeld dat niemand in de lijkbezorging voorziet, welke gemeente verantwoordelijk wordt voor de lijkbezorging. Als de melding bij de gemeente B plaats vindt direct na het ongeval, als het lijk daar nog is, is de gemeente B verantwoordelijk. Oók, wanneer het lijk later naar C of D wordt vervoerd. De gemeente B heeft dan overigens mogelijkheden om in te grijpen om bijvoorbeeld te voorkomen dat overbrenging naar D plaats vindt. Overbrenging van B naar C en D zijn vaak automatismen in het politiecircuit, waar ook nog wel eens vraagtekens bij kunnen worden gesteld.
Als een gemeente pas wordt gewaarschuwd als het lijk te C is, is de gemeente C verantwoordelijk voor de lijkbezorging. En als het pas is als het lijk te D is, is de gemeente D verantwoordelijk.
Ik moet echter opmerken dat vaak pas na enkele dagen zoeken in adres- en telefoonboekjes, het bellen van mensen in die boekjes of het zoeken via de Burgerlijke Stand blijkt dat er geen nabestaanden zijn, die de lijkbezorging op zich nemen. Er kan wel een achterneef of -nicht zijn die erfgenaam is. Soms is er geen contact met kinderen, maar zijn die er wel degelijk en zijn ze wettelijk en moreel aansprakelijk voor de lijkbezorging. Dat kost gewoon allemaal tijd. Pas nadat zulke acties zijn verricht mag je concluderren dat als ze niets opleveren, de gemeente overblijft. En welke gemeente dat is, is relatief toevallig: de wet geeft geen ander criterium dan het zich bevinden in een gemeente.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten