Ik stond erbij en ik keek er naar…..
Een column schrijven. Elke maand rond de 20e begin ik na te denken waar ik iets over wil zeggen. Iets dat te maken heeft met dood, uiteraard. Zondag 18 maart kreeg ik het onderwerp voor deze column in de schoot geworpen; mijn moeder stierf.
Ineens was de dood dichtbij. Dat was hij al eerder, niet voor niets is mijn fascinatie met de dood ontstaan. Maar wat mij betreft was de fascinatie groot genoeg en was deze confrontatie nog even niet nodig. Helaas hield magere hein daar geen rekening mee en klopte hij aan. Of, anders gezegd, sloeg hij met zijn zeis om zich heen, dat vind ik passender klinken.
Alle fascinatie, alle angsten, alle vragen die ik al een leven lang heb kwamen in enkele dagen weer voorbij. Kijkend naar mijn moeder hoe ze stierf, kijkend naar haar terwijl ik haar verzorgde, kijkend naar haar terwijl ze in de kist lag, en kijkend naar haar op de dag van de begrafenis vlak voor het deksel haar voor altijd aan de levende wereld onttrok. Ik zag het leven verdwijnen en de dood verschijnen, in een fractie van een seconde. En ik weet niets meer, zelfs geen klein beetje meer dan ik al dacht te weten, geen enkel extra inzicht is naar boven gekomen. Het enige dat er gebeurd is, is dat ik, wederom, stom geslagen ben door de dood. Door de zinloosheid ervan, de onverwachtheid ervan ( altijd onverwacht, zelfs als het verwacht wordt… ), de lelijkheid ervan, en de onvermijdelijkheid ervan. Alle kennis die ik denk te hebben is irrelevant, de dood werpt je genadeloos terug waar je hoort: bij de onwetenden.
Want uiteindelijk blijft de dood een groot geheim. Voor mij, voor alle anderen. Voor de dood staan we allemaal met de mond vol tanden. Het vreemde namelijk is, heb ik nu meer dan ooit eerder ervaren, dat de dood alleen maar ongrijpbaarder wordt naarmate hij dichterbij komt. Het moment van de laatste adem besef je nooit, omdat je pas na die ademteug en het uitblijven van de volgende je realiseert dát het de laatste teug was. De dood was er al, en je had het niet eens door, zoiets.
Misschien is het precies dat ongrijpbare, dat er zijn vóórdat je het door hebt, dat de dood zo vreselijk maakt. Niet de dood in de vorm van het dode lichaam, niet de dood in de vorm van de randverschijnselen zoals een uitvaart, niet de dood die dan zo zichtbaar aanwezig is. We wanen ons allemaal veilig, maar ondertussen staat de dood misschien wel al naast ons. Die mogelijkheid maakt ons bang. Mij in elk geval wel.