De Begraafplaats
De zon schijnt. Ik loop over de begraafplaats. Links en rechts vallen zonnestralen door de bomen, op de graven. Sommige graven zijn oud, sommigen zijn recent aangelegd. Een begraafplaats is een vreemde plek. Iets klopt er niet. Vroeger vond ik het eng. Teveel horrorfilms gezien. Nu vind ik het niet meer eng. Wel vreemd. Onder mij zijn honderden doden. Vergaan tot iets onherkenbaars. Honderden levens in herinnering. Honderden mensen die gemist worden. Of werden.
Ik kom er niet vaak. Ook op sterfdagen of verjaardagen ga ik meestal aan de begraafplaats voorbij. Er zijn zelfs jaren voorbijgegaan dat ik er niet kwam. Schuldgevoelens daarover heb ik niet meer. Wel lang gehad. Een tijd terug las ik in de krant iets wat daarin geholpen heeft. Waardoor ik ook beter begrijp waarom ik niet vaak naar de begraafplaats heen ga. In dat stuk zei iemand dat ze nooit naar de begraafplaats ging waar haar zus begraven lag, omdat de begraafplaats juist de plek was waar ze bij leven nooit samen waren geweest. Er was geen herinnering aan haar zus daar. Ze ging wel regelmatig naar een andere plek, waar ze herinneringen had aan zichzelf en haar zus, samen spelend, samen lachend.
Ik denk dat ik heel goed begrijp wat ze bedoelt. Op de begraafplaats is niets. Er is geen herinnering aan iets gezamenlijks. We waren er nooit samen. Er liggen resten. Resten die niet méér doen herinneren aan een leven samen dan de foto die in de huiskamer staat dat doet. Het is slechts een klein anker dat een momentopname in mijn leven aangeeft: het sterven en de uitvaart van die ander.
Dat wat raakt, dat waar ik na al die jaren nog van slag van kan raken, dat wat herinneringen oproept, dat zijn andere dingen. Dat is die jongen die in de verte loopt en in een flits lacht zoals hij dat ook deed, toen hij er nog was. Dat is die geur die in een vlaag voorbijkomt, die ondefinieerbaar is, maar die iets wakker maakt in mijn hoofd en me doet denken aan hem. Het is die vriendin van vroeger, waar ik via Facebook mee bevriend ben, die moeder wordt. Ze had in theorie mijn schoonzus kunnen zijn. Haar baby mijn neefje of nichtje. Het is al dat, al dat alledaagse, gewone en onverwachte. Dát doet herinneren.
Het graf ligt er mooi en verzorgd bij. Niet dankzij mij. Want ik kom er te weinig. De zon valt er op. De auto’s razen voorbij over de aanliggende weg. Onder mij rusten de doden. Onder mij rust hij, en zij. Samen in 1 graf. Zij zijn er niet, ik ben er wel. En dat is exact wat er niet klopt aan een begraafplaats.