‘Maar het leven zo is leuker’
Op 18 mei 2014 overleed Wubbo Ockels. Sinds zijn ruimtereis in 1985, een gebeurtenis waar zoveel aandacht aan werd besteed dat ik zelfs als volledig ongeïnteresseerde puber hiervan iets meekreeg, ken ik zijn naam. In de jaren erna vernam ik nooit meer iets van het reilen en zeilen van Wubbo.
Zijn wereld en zijn interesses lagen ver buiten mijn interesse- en werkgebieden. Heel af en toe kwam zijn naam wel voorbij in een krantenartikel of in een televisieprogramma, maar dat was het dan ook. Ik geloof dat de enige gedachte die ik ooit aan Wubbo Ockels gewijd heb, de vraag was waarom ouders een kind ‘Wubbo’ noemen.
Tot vorig jaar. Ineens was Wubbo aanwezig in tweets vanwege een YouTube-filmpje waarin hij dansend te zien was. Hilariteit alom, want de beelden lieten een man zien die intens bewegend op muziek van de Dire Straits over een podium ging en daarbij nogal emotioneel werd. Een beeld dat weinig aansloot bij het tot dan heersende beeld van de beroemde wetenschapper/ruimtevaarder/hoogleraar. En eerlijk is eerlijk, ook mijn eerste reactie was er één van onbegrip en lacherigheid. Wie doet dat nou? Wie zet zichzelf zo te kijk voor anderen?
Het heeft een paar dagen geduurd voordat ik me realiseerde dat mijn primaire reactie vooral gebaseerd was op mijn eigen doodsangst. Wubbo durfde iets zichtbaar te maken dat bij de meesten, waaronder ik mezelf ook schaar, diep verborgen blijft. Want Wubbo danste niet zomaar, hij was bezig met een manier van omgaan met het feit dat hij een diagnose had gekregen. Een diagnose die geen hoop meer bood. Hij had niercelkanker en de prognose was bedroevend: ongeveer één jaar te leven nog.
Maar Wubbo wilde niet dood. Dus ging hij van alles proberen om die dood uit te stellen, het liefst nog een jaar of dertig. Daarbij hoorden allerlei controversiële methodes, waaronder de afweertherapie van ‘Iceman’ Wim Hof. En daarbij hoorde ook de weg van Falun Dava: een Chinese bewegingsmeditatie. Juist. Die ‘dans’ die we allen op YouTube voorbij zagen komen. Wubbo trachtte daarmee misschien, althans dat denk ik, een weg te vinden waardoor het rationele weten, het weten dat hij dood zou gaan, innerlijk zou landen en daarmee op de een of andere manier minder groot, minder eng, zou kunnen worden.
Wubbo sloeg een weg in die ik puur rationeel gezien, lastig te begrijpen vind. Al die wegen die hij bewandelde lijken vrij hopeloos. Tegen kanker helpt, hopelijk, chemo of bestraling. Tot op heden is er helaas niets anders dat aantoonbaar kanker geneest of de dood langdurig uitstelt. Toch geloofde Wubbo dat wel. Hij deed in een recente documentaire over hem de volgende uitspraak daarover die zijn keuzes voor mij ontzettend verhelderden. Hij zei: "Maar ik accepteer die prognoses niet. Ik neem het recht om te geloven dat ik dit ga overwinnen. Natuurlijk weet ik heus wel dat mijn kansen klein zijn, ik ben niet gek. Maar het leven zo is leuker."
Ik zei het al, Wubbo wilde niet dood. En dat is wat ik wel begrijp. Daarom begrijp ik tóch zijn voor sommigen op het oog vreemde keuzes. Ik begrijp zijn dans, waarin dat geloof in een overwinning op de kanker zichtbaar werd. Ik begrijp hoe, in het licht van de naderende dood, alles anders kan worden. Hoe iemand van hoofd naar hart kan gaan als het draait om de basis, om dat wat je slechts eenmaal krijgt en nooit weer terugkomt zodra het weg is: het leven.
Ik wil onsterfelijk zijn, al zolang ik me kan herinneren. Maar mijn ratio zegt al jaren dat het niet kan. Toch wil ik het geloven. Dankzij Wubbo durf ik voor het eerst volledig te vertrouwen op mijn gedachte dat ik de eerste onsterfelijke ga zijn. ‘Want ik weet heus wel dat mijn kansen klein zijn, ik ben niet gek. Maar het leven zo is leuker’.
Dankjewel Wubbo.