vruchtgebruik/verblijvingsbeding
14 juli 2005
Vraag nummer: 9379 (oude nummer: 6213)
Geachte notaris,
Mijn vader is vorig jaar overleden. Hij liet twee kinderen na die als erfgenaam zijn aangewezen en hij liet een partner na met wie hij ruim vijf jaar samenwoonde; zij is vruchtgebruikster van de nalatenschap.
In het testament heeft m'n vader het vruchtgebruik geregeld in twee legaten die als volgt luiden;
A. Ik legateer aan mijn partner alle goederen, welke tot mijn nalatenschap
behoren of die goederen daarvan, welke zij binnen zes maanden na mijn overlijden daartoe aanwijst, zulks onder de verplichting om de waarde daarvan in mijn nalatenschap in te brengen of met haar erfdeel te verrekenen.
B. Ik legateer aan mijn partner het recht van vruchtgebruik van mijn gehele
nalatenschap, nadat daaruit zijn voldaan alle rechten, schulden, belastingen enz.
In het samenlevingscontract (op zelfde dag opgesteld als testament) heeft m'n vader een verblijvingsbeding opgenomen, die als volgt gaat;
Voor het geval de samenleving eindigt door het overlijden van een der partijen(...). Alle goederen welke aan partijen gemeen-schappelijk toebehoren, zullen,indien de langstlevende dat binnen drie maanden na dat overlijden wenst,verblijven aan de langstlevende der comparanten, zulks onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen;
1- alle huishoudelijke schulden
2- alle schulden, verband houdend met de goederen die zijn verbleven aan de
langstlevende.
De langstlevende is ter zake van deze verblijving niet tot enige uitkering
gehouden.
Nu heeft de partner van m'n overleden vader op grond van het hierboven genoemde verblijvingsbeding alle gemeenschappelijke goederen (incluis woning) en gelden als haar persoonlijk eigendom geclaimed. De notaris is het met deze zienswijze eens. Volgens hem hebben de erfgenamen geen enkel recht op de gemeenschappelijke goederen en zijn ze vanaf nu het persoonlijk bezit van de partner. De gemeenschappelijke goederen vallen dus NIET onder het vruchtgebruik en de erfgenamen zullen hier nooit meer iets van terug zien.
Mijn vraag is nu: klopt deze laatste zienswijze???
Kortom; is het waar dat een partner met verwijzing naar het verblijvingsbeding in een samenlevingsovereenkomst alle gemeenschappelijke goederen als haar persoonlijk eigendom mag opeisen en deze uit de nalatenschap van m'n vader mag halen? Dit ondanks het feit dat m'n vader in een testament z'n partner aanwijst als vruchtgebruikster (en niet eigenaresse) van zijn gehele nalatenschap; en in deze nalatenschap zitten toch ook de helft van de gemeenschappelijke goederen en gelden?
Ik dank u bij voorbaat heel hartelijk voor uw hulp in deze.
Vriendelijke groeten,
R. Arts
Amsterdam
Antwoord:
Geachte heer/mevrouw,
Ja dat klopt. Het verboijvensbeding trekt als het ware het (aandeel in) het gemeenschappelijk vermogen uit de nalatenschap, zodat dat niet meer via het testament loopt. Naar huidig erfrecht is door kinderen een verblijvensbeding zonder vergoeding mogelijk wel aanleiding om een broep te doen op een legitieme aanspraak (door de kinderen).