Positie begraafplaatshouder m.b.t. wens overledene voor algemeen graf
18 augustus 2002
Vraag nummer: 904 (oude nummer: 1229)
Een wat ingewikkelde titel, maar een apart verhaal, wat ik graag aan u voorleg.
Ik werd vanmiddag gebeld door een collega-begraafplaatsbeheerder in een plaats ten noorden van Utrecht. Vorige week was iemand in een algemeen graf begraven. Vanochtend meldde de uitvaartondernemer zich weer met het verzoek de overledene in een familiegraf over te brengen. De uitvaartverzorger vertelde aan de begraafplaatshouder dat het de wens van de overledene was geweest om in een algemeen graf begraven te worden. Maar de familie wilde nu toch liever een eigen graf. De begraafplaatshouder ging uit van het uitgangspunt van de Wet op de lijkbezorging dat de wens van de overledene moet worden gevolgd. Kon en mocht hij nu aan een herbegraving meewerken?
Wat is uw mening?
Antwoord:
Het bijzondere van dit verhaal is, dat het meestal andersom is. De overledene wil eigenlijk een eigen graf, maar de familie is wat zuinigjes. Hier is het omgekeerde het geval.
De begraafplaatshouder heeft gelijk dat in principe de wens van de overledene moet worden gevolgd. Maar het is niet primair zijn taak of die van de uitvaartverzorger om er voor te zorgen dat die wens wordt uitgevoerd. Dat moet de naaste familie doen. Als de familie besluit van de wens af te wijken, moet er een dissident familielid of een derde opstaan die zegt: "Maar dat is niet de bedoeling, want de overledene wilde het anders." Als niet zo iemand opstaat en de anderen overtuigt om toch de wens van de overledene te volgen - eventueel zelfs met behulp van de rechter in kort geding - dan is het niet zo dat dienstverleners als de houder van een begraafplaats of crematorium of een uitvaartverzorger zijn medewerking behoort te weigeren. Hij is lijdelijk. Hij kan de opdracht van de familie uitvoeren. Tenzij iets onomkeerbaars gebeurt wat problemen oplevert. Die problemen spelen dan eerder rond een crematie dan rond een begraving. Een begravene kan zonodig nog worden gecremeerd (dat staat ook in de wet), maar een gecremeerde kan niet meer als stoffelijk overschot worden begraven. Wel zijn as. In de praktijk doen zich af en toe ook wel problemen voor bij de verstrooiing van as. Een deel van de familie wil het wel; een ander deel niet. De houder van een crematorium moet dan de asbus maar even vasthouden, totdat duidelijk is wie de meeste zeggenschap heeft. Hij kan een redelijke tijdslimiet stellen en mensen zonodig naar de rechter verwijzen. Dat laatste helpt vaak al als dreigement, want de veelal hoge proceskosten doen vaak de ene of de andere partij besluiten om bij te draaien.
In een zaak als deze heeft de begraafplaatshouder niet te vrezen dat hij de wet overtreedt. Het is ook onwaarschijnlijk dat zich nog een partij meldt die op een of andere wijze kan afdwingen dat de overledene in het algemene graf blijft.
Men kan zich ook afvragen wat de wens van de overledene in een geval als dit eigenlijk inhield. Stel dat iemand een lijstje heeft ingevuld wie na zijn dood een rouwbericht ontvangt en dat hij wil worden begraven en dat een algemeen graf goed genoeg is. Dat lijstje heeft hij bij een uitvaartverzorger in bewaring gegeven.
Nu komt hij te overlijden en de ondernemer zegt tegen de familie "Ik zal zijn wensen uitvoeren". Dat klinkt mooi en de familie zegt "Prima". De familie wist misschien niet eens dat er een algemeen graf op dat lijstje stond of wat dat inhield (een korte ruimingstermijn en meestal geen mogelijkheid voor een partner om bijgezet te worden). Misschien heeft de overledene die wens alleen geuit uit bescheidenheid of om zijn familie niet met hogere dan strikt nodige kosten op te zadelen. Dan is er redelijkerwijs geen bezwaar tegen als de familie zelf nog eens de beurs trekt en zegt: "Doe mij maar een wat langer durend grafrecht." Dat je iemand iets meer of iets mooiers geeft, dan wat hij zelf aangaf, is naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen niet bezwaarlijk. Dat geldt zowel voor cadeautjes als graven.
De begraafplaatshouder legde de hoorn tevreden neer. Hij zou zijn medewerking geven aan de herbegraving.
Toch is er een minpunt in deze zaak. En dat is dat de familie en de uitvaartverzorger blijkbaar niet goed hebben overlegd over wat er nu eigenlijk zou of kon gebeuren. Het kan zijn dat de familie te laat heeft bedacht dat ze het toch anders wilde hebben. Het kan ook zijn dat de uitvaartverzorger de familie niet of niet voldoende heeft geïnformeerd over wat de wens van de overledene inhield en/of over wat de mogelijkheden waren en dat de familie daar te laat achter kwam. Misschien ging de familie er als vanzelfsprekend van uit dat deze overledene in een eigen graf zou komen, omdat dat in hun familie altijd gebeurde.
En kwam men pas op de begraafplaats tot de ontdekking dat de kist naar een onbekend vak werd gedragen.
Wie of wat er ook de oorzaak van was, dat doet er niet toe. Feit is dat er beter vooroverleg had moeten zijn.
mr W.G.H.M. van der Putten
18 augustus 1997