De uitvaartverzorger: een middenstander?
"Visies op leven en dood in ..."
Het begon met een vaag gevoel van onbehagen, dat steeds opspeelde als weer zo'n folder op de deurmat plofte: een kistje zus, een urntje zo. Een kunstzinnig gedenkteken meneer? Een hand gebreide lijkwade mevrouw? Moe schoven we zulke aanbiedingen steeds vaker opzij. Steeds minder noemden wij de nieuwigheidjes bij besprekingen. En... renden de klanten gillend weg? Smeekten zij om meer, om franjes en kunstjes?
Verspreidde zich het nieuws dat wij niet genoeg in ons assortiment hadden? Nee. Gestaag als het altijd al ging, bleven de nabestaanden onze naam doorgeven, tevreden met hoe wij dat deden: met oor voor wat zìj wilden.
Tot zover was het maar een gevoel, iets onuitgesprokens. Tot Mohammed Benzakour in de column "Tranen met tuiten" (De Volkskrant , 9 juni 2001) woorden schreef die het abces deden openbarsten: kil en afstandelijk, zo zijn de uitvaarten in Nederland. De vernieuwde belangstelling van de laatste decennia, dat is maar blabla. De dood is niet dichterbij gekomen, zij is nog altijd even ver, maar nu weggemoffeld onder mooie lijkwades en kleurrijke grafstenen. "Mee eens!" riepen wij in koor. Om weer mat neer te zijgen: wat doe je daaraan? Niets dan wij al doen; het zit in het beestje, dat wil en wil en wil. Consumentisme onder de vrome mantel van de dood.
Later kregen wij onverwacht bezoek van twee splinternieuwe uitvaartdames uit de provincie. Zij troffen onze oudste beneden aan de trap die ze naar binnen liet. Betraden argwanend ons kantoortje, beteuterd in de rondte blikkend. "Wij komen de uitvaartwinkel bekijken." Uitvaartwinkel? Hebben we die dan? Even doorverwijzen naar de Ode of naar Vital van Looveren. Nee, zij waren wel aan het goede adres, maar ze hadden daar een uitvaartwinkel bij gedacht. Zij kwamen met vragen over een exclusieve handgemaakte kist, die ze een keer op TV hadden gezien. Tja... daar wisten wij het antwoord niet op, wij houden ons meer bezig met het gevoel dat de mens die je gaat begraven je geeft, met de stemming die over de uitvaart hangt, met de boodschappen van de overledenen... David is filosoof, weet u... Probeerde Liva nog als laatste excuus.
Om nog te zwijgen over het optreden van Monica Zeegers, tot dusver deel van 's lands morele intelligentsia onder de funeraire beroepslieden, in een documentaire van de RVU in juni jl. Uitgebreid aaide ze een kist in de vorm van een KLM-vliegtuig. Steeds ging het om kleurtjes en vormpjes. Leuk moest het allemaal ogen.
Nu staat er op Uitvaart.nl een artikel van Anja Krabben: een interview met Tom de Ket, acteur en bedenker van een televisieserie over het uitvaartwezen, waarin hij rake uitspraken doet: uitvaartondernemers, dat zijn maar middenstanders. Zij doen zich voor als hulpverleners maar ondertussen verkopen zij jou voor grof geld hun hele inventaris.
Uitvaartvernieuwen, daar ging het toch niet om? Dat ging toch niet om de centjes? Om de mooiste kist of het beste gedicht? Om per se absoluut anders? Wij wilden toch een menselijker aanpak, een vertrouwd gevoel geven, met respect werken? Het was toch de bedoeling de dood wat minder eng te maken? Triest ja, sneu en verdrietig, en jammer en afschuwelijk maar niet ver en niet vergeten. Zuster van het leven. Doen wij er nog wat aan of laten wij het uitvaartvernieuwen verzanden in de tierelantijntjes van de uitvaartkunst?