De Histologisch-preparateur
"Een interview met...
De Histologisch-preparateur
26 april 2000. Het is mooi weer, we gaan op pad om Jan Schurink en Corrine Land in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam te interviewen. Ze werken in het mortuarium aan het vaststellen van de doodsoorzaak bij overledene patiënten. Verwacht van ons geen bloederige taferelen, daar zijn we niet in geïnteresseerd.
In de serie "een interview met..." willen wij de mensen wat laten zien over de taboeberoepen rondom de dood. En en passant ons licht opsteken bij de praktische gang van zaken van die beroepen.
We bellen aan. Jan haalt ons op. Een tengere, kwieke man met pretoogjes. Hij begint al in de gang opgewekt van alles en nog wat te vertellen. Corrine wordt erbij geroepen. Zij is het tegenbeeld van Jan. Kort van stof. Bedachtzaam, ingetogen. Ze volgt het gesprek met belangstelling en af en toe knikt zij instemmend. Het is vreemd om na de snelle, felle blik van Jan naar de diepte van haar mooie, rustige ogen te kijken. Die twee zijn een team. En misschien ligt het in het verschil van karakters dat ze zo goed samenwerken. Want dat straalt ervan af.
We worden ontvangen in de rouwkamer voor de families van overledenen. Een plechtige ruimte voor maximaal 20 mensen. Daarnaast is, afgescheiden door een schuifdeur, het gedeelte waar de overledene opgebaard wordt, waar de familie hem kan zien. De katafalk (opbaartafel) is omzoomd door dezelfde stof als de gordijnen. Een imposante Jesus aan het kruis pronkt aan de muur.
Jan neemt ons mee naar het kantoortje. Na de sobere ontvangkamer een wat gezellig aandoend vertrek met een klein bureau en een tweetal flinke aquaria met massa's minuscule gupjes die vrolijk rondspartelen tussen het groen. Afbeeldingen van landschappen aan de muur, paperassen op het werkblad, formulieren, een dikke agenda.
Jan: "In die agenda worden alle namen van de patiënten genoteerd en krijgen zij een nummer. Ik heb het constant over patiënten, omdat je een band hebt met de verpleegkundigen die soms in de obductiekamer komen kijken. Daarom noemen we ze patiënten en niet overledenen. Dat doen we wel als we met een begrafenisondernemer praten, maar binnen het ziekenhuis heb je het over patiënten.
Hier worden alle gegevens van de patiënten in de computer opgeslagen, ook persoonlijke bezittingen worden hierin genoteerd. Daar wordt een dubbele lijst van geprint zodat we er één kunnen tekenen en de begrafenisondernemer één, om fouten te vermijden. Het is heel belangrijk dat persoonlijke bezittingen van overleden patiënten niet zoek raken. Denk aan een trouwring, denk aan een oorring waar ze aan gehecht zijn, dat is iets waar je heel secuur mee om moet gaan.
- Ik zie hier allemaal exotische vissen, is dat jouw hobby?
Ja, nou, mijn hobby... Als het druk is zijn we met z'n tweeën, maar meestal zit ik hier alleen en dat is het enige leven dat hier is, maar wel veel, want een hoop jonkies zitten daarin...
- Die zijn net geboren?
Die zijn praktisch net geboren.
- Oh wat leuk, die vermenigvuldigen zich gewoon.
Ja, dat zie je bij deze, die achterin, die hele dikkerd, die gaat binnenkort weer...
- Eieren leggen
Nee, het zijn levendbarenden.
- Jij werkt het meest?
Ja ik werk hier continu. Corrine is histologisch-analist en die valt in als ik een roostervrije dag heb of als het druk is.
- Wat zei je dat ze is?
Histologisch-analist. Histologie dat is weefselleer. Mijn eigenlijke beroep is histologisch-preparateur.
- Aha. Wat is jouw hoofdtaak?
Obducties. Het prepareren van alle organen van het menselijk lichaam voor het onderzoek naar de doodsoorzaak. Daar is het mortuarium bijgekomen.
- Wat voor studie heb je gedaan?
Als jonge jongen had ik als hobby de anatomie van het menselijk lichaam. Toen heb ik een teleac-cursus gedaan over de pathologie van het menselijk lichaam. Ik zat in de bouw maar werd afgekeurd vanwege een hernia. Toen ben ik me om gaan scholen. Ik heb 6 jaar histologie gestudeerd, waaronder primaire medische kennis, een opleiding over het hart, 2 jaar microbiologie, 2 jaar voor obductie-assistent. Het is gedeeltelijk MBO/HBO. Inmiddels ben ik voorzitter van onze beroepsgroep. "Biep!" Ah daar komt een balseming aan... Ik zit ook in verenigingen om ons beroep te profileren omdat het altijd een taboewereldje is. Er wordt meestal geroepen: "snijer" maar het gaat veel verder. We zijn ook aangesloten bij het ministerie van WVC, het is een erkend beroep geworden.
- Je werkte toen al in de Heel, het ziekenhuis in Zaandam. Werd je niet een beetje raar bekeken door de medestudenten?
Ja, dat is het nadeel van dit beroep. Nu kan ik daarmee omgaan maar in het begin had ik het daar moeilijk mee. Als je op een verjaardag zit, het gaat altijd naar de dood toe, hoe je daarmee omgaat. nu kan ik het goed onderbouwen. Bijvoorbeeld als iemand op jonge leeftijd overlijdt en er een erfelijkheidsfactor in het spel is. Onderzoek is dan belangrijk.
De obductie moet ook heel zorgvuldig gebeuren, want zo sta ik 's morgens onderzoek te doen maar 's middags sta ik de familie te ontvangen. De familie moet ook op gepaste wijze afscheid kunnen nemen, niemand moet er iets van kunnen zien. Het netjes maken van de overledene staat bij ons heel hoog in het vaandel.
- Is het een zwaar beroep?
Nou ja, meer psychisch, geestelijk. Lichamelijk ook wel, maar je moet zoveel mogelijk vermijden om te tillen. Meestal schuiven we met de patiënten, met hefwagens. Onze ruimtes zijn volgens arbo-technische normen ingericht.
- Maar geestelijk vind je het wel zwaar?
Nou, het valt soms niet mee, vooral met kinderen en jonge mensen. Als wij naar huis gaan nemen wij altijd wel iets mee. Laatst hebben we hier een jongen van 19 gehad, een ongeval. De vader en moeder hebben in de auto al gehoord dat hun zoon overleden is, maar het besef is er dan nog niet, dus je begrijpt niet dat je zoon weggaat en niet meer terugkomt. En dat besef krijg je hier dus. Dan gaat er zoveel door je heen.
Corrine: Je moet ook zelf in je leven wat meegemaakt hebben om je in de ellende van een ander te kunnen verplaatsen. Als je zelf niet weet wat er op de wereld te koop is, begin niet aan dit vak.
- überhaupt met beroepen rondom de dood, begin niet te jong.
Corrine: Nou ik was 23 toen ik begon, en ik nam mijn eigen bagage mee. Ik wist waarvoor ik stond. Mijn moeder is toen ik 14 was overleden.
- Wat doe je om je werk van je af te zetten?
Jan: Ik ga elke dag op de racefiets naar mijn werk. Ik doe vrij veel aan sport, daar kun je een hoop in kwijt. Ik ben Nederlands kampioen boksen geweest. Dus het incasseringsvermogen is ook goed. Vroeger toen mijn jongens klein waren praatte ik er thuis niet over maar later wel en daar kun je het ook goed in kwijt.
- Hoe doe jij dat Corrine?
Ik verwerk het heel anders. Ik heb mijn hobbies daar verwerk ik het mee. Met Carnaval, met uitgaan, uit eten gaan, genieten van de dingen van het leven. Maar ik ben alleen thuis, ik praat het ook wel af maar tegen de boom of tegen de muur. Je kan sommige dingen niet tegen vrienden zeggen. Opschepen met jouw probleem vind ik dat. Maar ik praat ook tegen mijn vader en mijn zus, ik heb gelukkig een heel goed contact met hen.
- Vind je dat je omgeving er negatief op reageert...
Negatief, nee, maar die hoeven mijn ellende niet. Wat ik meemaak hoeven ze niet mee te maken. Ik heb gekozen voor dit beroep, ik ga dan niet tegen mijn vrienden zeggen: wat ik nou van de week heb meegemaakt...Ten eerste mag dat ook niet.
Jan: We hebben 200% beroepsgeheim. Want je ziet soms dingen waarvan je denkt: dat had anders gekund. Andere behandeling. Je zwijgplicht is dan des te groter.
- Is dit beroep een obstakel in het sociale verkeer, heb je het gevoel dat je minder vrienden krijgt?
Corrine: Misschien wel ja, ze schrikken. "Het was gezellig". Ik loop er niet mee te koop. Ik zeg dat ik histologisch-analist ben en een paar maanden later vertel ik het helemaal. Dan schrikken ze niet meer, dan weten ze hoe ik ben. Als ik het meteen zeg roept dat veel vragen op bij mensen. Het is een mysterieus iets. Iets dat ze niet kunnen vatten. Een voorbeeld: "Goh wat doe je nou?... Oh, ben je lijkensnijer?" Maar ik ben geen lijkensnijer. Tot aan de deur is het een patiënt voor mij. Het is voor mij geen lijk, het is een patiënt. De gevoelens van de nabestaanden zijn de gevoelens van de patiënt. Zijn eigen gevoelens kan hij niet uiten maar de familie uit de gevoelens voor de overledene, eigenlijk.
- Je bent er dus veel meer bij betrokken dan mensen denken, en je voelt je erg gekwetst als mensen zoiets opmerken, want dat is een teken dat ze denken dat je afstand hebt genomen, van de patiënt.
Corrine: Gelukkig kunnen we met z'n tweeën heel goed praten.
Jan: Er is voor ons geen echt opvangteam. Vorig jaar heb ik een keer gebruik gemaakt van het centrale opvangteam. Een drukke dag, een baby'tje overleden van 6 maanden, de moeder was hier geweest, had toen in overleg met de patholoog-anatoom het kind naar huis meegenomen. De volgende morgen om halfnegen, ik sta in mijn groene OK-pak om verschillende obducties uit te voeren, komt de beveiliging binnen, met de vader en moeder en het dode kind op hun arm. Ik had net in die periode drie vrienden verloren, en toch moest ik op een professionele manier die mensen helpen. Want ik was hun steunpilaar, de enige tegen wie ze hun verhaal kwijt konden. En toch moest er onderzoek op de baby gebeuren. Ik ging daarna naar de patholoog: maar die had geen tijd, moest vergaderen. Maar ik was zelf helemaal kapot!! Toen heb ik gezegd: ik doe dit onderzoek, want ik wil ook zien wat er mee aan de hand is, maar daarna ga ik naar huis. De pathologen kunnen daar niet mee omgaan. Ze diagnostiseren, zijn niet gewend om met emoties van de familie om te gaan. Nu eens doe ik obductie, dan weer ontvang ik de familie. Die band hebben ze niet.
- Dat lijkt mij juist mooi, het maakt het echter en aardiger. En moeilijker natuurlijk.
Corrine: de overledene krijgt opeens een stem. Je hoort verhalen: ik ben van de week naar het voetballen geweest. Zat je in hetzelfde stadion. Misschien heb je naast elkaar gezeten.
Jan: Als iemand 86 of 90 is, is het iemand die weggaat, maar dan ontvang je familie, en zie je dat hij nog volop in het leven stond. Je ziet dat iedereen op zijn eigen manier gewaardeerd wordt. Maar ik heb ook weleens gehad dat ze zeiden: "dat kreng! ik ben allang blij dat ze dood is, kolere wijf".
- Dat is ook leuk, je krijgt allerlei soorten mensen
Vind ik wel. Ik vergeet het nooit, was er iemand, zijn trompet moest bij hem in de kist, dat was een negertrompet, kist op de schouders, en we moesten allemaal achter hem aan en met luid gezang... Het heeft gewoon iets. Ook het leed beleven mensen op een andere manier. Wij Nederlanders zijn vrij nuchter. Ik zeg ook altijd tegen nabestaanden: laat je emoties maar gaan, anders gaan ze naar binnen toe. Praat erover in je kring, en als het niet kan schrijf het op, of praat het van je af tegen de muur of tegen de boom. Want als het in je gaat kan het jaren later echt kwaad. Ik vind ook belangrijk dat het afscheid op gepaste manier plaats kan vinden. Ik heb ook vaak te maken met kindertjes en baby'tjes, en dan vraag ik altijd aan de mensen: "is het op de juiste manier gegaan? heb je nog vragen?" Als je met iemand over overlijden praat, blijkt er altijd wel iets mis te zijn gegaan, en dat blijft zo in je geheugen gegrift. Tot aan de deur is het onze verantwoording en tot dan moet het goed zijn, klaar. Daarna kunnen wij niets meer want dan worden ze overgedragen aan jullie begrafenisondernemers. Soms krijgen we een schouderklopje van de patholoog. Dat is af en toe gewoon nodig. Je hoort soms: "Sta je daar elke dag? Dat kan niet!"
Corrine: "En je blijft zo vrolijk!"
- Zeggen ze dat? En wat antwoord je dan?
Jan: Ik zeg: "Ik heb een andere kijk op het leven gekregen"
- En vertel je dat elke keer als iemand schrikt of zeg je "ach, laat maar"
Nee, je gaat er wel op in. Ik zeg dan: "Het is allemaal zo betrekkelijk." Dan maakt iemand iets mee in zijn omgeving en dan zien ze het ook.
- Dus je relativeert de hele boel.
Jan: ja, ik reklativeer veel.
- En jij dan?
Corrine: Ja, zeker weten. Je moet relativeren. Het is het leven gewoon.
- Heb je toen je met dit werk begon daar een tijd aan moeten wennen?
Nee, ik heb eerst vier, vijf jaar in Zaandam gewerkt, nu zit ik hier 20 jaar in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Omdat ik zelf Zaandammer ben, kende ik daar veel mensen. Daarom ben ik naar Amsterdam overgegaan . En omdat ik al die studies heb gedaan, weet ik precies wat er aan de hand kan zijn met mezelf, met mijn omgeving. Dat is wel eens vervelend. Dat je teveel van het menselijk lichaam afweet.
- En jij Corrine?
Ik wist wat het was. Toen mijn moeder overleden was moest ze worden gecremeerd. Daar huilde ik om, omdat ik een voorstelling had van de concentratiekampen. Maar in Lelystad, dat is een heel mooi crematorium, je ziet helemaal geen schoorsteen.
- Waar is je moeder aan overleden?
Kanker, een mammatumor, borst.
- Schrik je nog als je iemand krijgt die aan dezelfde soort kanker is overleden?
Nee, dat heb ik helemaal niet.
- Je had het al verwerkt voordat je hier kwam.
Ik denk het wel ja. Maar ik denk er wel over na: mijn moeder was 32 toen ze mij kreeg, en ik ben nu 32, en ik heb altijd gedacht: na mijn 32ste neem ik geen kinderen meer. Want het was nog erger geweest als ik nog jonger was geweest. Ik hou er meer rekening mee. Ik controleer misschien meer dan de gemiddelde Nederlander. Omdat ik het zo vaak zie.
- Zijn er dingen waar jij op bent toegespitst? Dat je denkt: dat wil ik verder onderzoeken?
Ik heb zelf een sporthart, hij pompt langzamer; het hart op zichzelf vind ik heel interessant. Het is de motor in je lichaam. Als het hart het niet goed doet dan werken de longen niet goed, de lever, de milt... Net als in een auto, als de carburateur het niet doet dan vallen er andere functie eruit."
We lopen naar de obductiekamer: een ruim laboratorium, geheel betegeld, met een soort balie waarop de stukjes weefsel in kleine doosjes worden gedaan, 2 grote werktafels die omhoog en omlaag kunnen, waarop de patiënt wordt gelegd. Op het verlengde van de werktafels ligt een verschuifbaar kunststof blad van één vierkante meter, waar Jan en Corrine de organen rangschikken die gewogen moeten worden. Alles is onberispelijk schoon. Ruikt fris. Een tikkeltje koud in verhouding tot de warme zon buiten. Muziek.
Jan: "Laat ik de radio zachter zetten. Dit is dus de obductiekamer en op deze 2 tafels die in hoogte en in laagte verstelbaar zijn wordt onderzoek gedaan op het menselijk lichaam. En nogmaals, als de overledenen bij ons binnen komen zijn ze voor ons patiënten. Bij ons zijn ook altijd het hoofd en het onderlichaam afgedekt, net alsof je met een operatie bezig bent. Verpleegkundigen en artsen komen wel eens kijken bij een obductie. Stel dat ze iemand verzorgd hebben die plotseling overlijdt, dan willen ze zelf zien wat hij of zij eigenlijk heeft gemankeerd. Ik vind het belangrijk dat ze er vanaf het begin bij aanwezig zijn, en niet dat ze geroepen worden als de organen gedemonstreerd worden. Want dan is het alsof je in een slagerij komt. Ze moeten ook blijven tot we klaar zijn, en het naar de begrafenisondernemer kan. Het is alleen niet altijd in de tijd in te passen.
Uit het lichaam worden alle organen genomen, ze worden gewogen, want elk orgaan is gerelateerd aan een bepaald gewicht.... een hart hoort een gewicht van 300, 350 gram te hebben. Als je een hart van 500 gram hebt dan zie je dat er een afwijking is. Dan kan je zien waar iemand aan overleden is: een hartinfarct of een longtumor, ik noem maar wat. Van elk orgaan worden kleine stukjes afgenomen en in kleine bakjes gedaan. Ze gaan naar het laboratorium om daar een verdere verwerking te ondergaan. De rest van de organen gaan terug in het lichaam. Het is niet zo dat een lichaam als een leeg omhulsel uit het ziekenhuis vertrekt, dat niet.
- En het is ook niet zo dat je de organen eerst in het lichaam onderzoekt.
Nee, de organen gaan eruit, en worden op deze tafel geprepareerd. Dan komt de specialist die de patiënt behandeld heeft. Hij kan dan het hartinfarct zien of een longtumor, en hoe die zich heeft gemetastaseerd. De legpuzzel valt dan in elkaar. We begrijpen wat de patiënt gemankeerd heeft, waar ze zich op hadden moeten toespitsen.
- Zie jij meteen of er iets is of zeg je: nou jeempie wat moet ik toch soms ploeteren?
Nee in de regel weet ik het. We krijgen het formulier binnen, Corrine pakt er nu één, waar de ziektegeschiedenis op staat. Daar komt de toestemming van de familie op te staan. Dat is heel belangrijk want zonder toestemming mag je geen obductie doen. Mits er een gerechtelijk onderzoek is, want dan wordt het lichaam in beslag genomen. En aan de hand van de ziektegeschiedenis kun je zien waar je je op moet toespitsen.
-Ja maar goed, dan heb je het over de makkelijke gevallen, die van het ziekenhuis komen, maar stel dat ze van buitenaf komen...?
Van huisartsen worden er ook patiënten gestuurd. Gisteren hadden we er 2. En dan heb je het wat moeilijker. Je krijgt een fax binnen: patiënt was grieperig en daarna overleden, en dan ga je echt zoeken. Wat vind je dan? Er kan een bacterie geweest zijn in het lichaam...
- Hoe zie je dat?
Door een bepaald versterven van weefsels. Dat noemen ze dan sepsis, een infectie in het lichaam die heel snel kan gaan. Binnen 2 en 6 uur kan die door het lichaam heen gaan en dan kun je dus binnen 2 en 6 uur ...
- Door een griep?
Nou er zijn dan meer factoren die daarnaar wijzen. Door een griepje ben je bevattelijk voor een aantal dingen. Je hebt de streptokokken-bacteriën, de stafylokokken-bacteriën... Als een lichaam zwak is kunnen ze zich gaan ontwikkelen.
- Maar ik wou ook zeggen: niet alleen de gevallen van huisartsen maar je krijgt toch ook gewoon mensen die verongelukt zijn of die...
Nee, die krijgen we gelukkig niet meer, die gaan naar het VU-ziekenhuis. In het verleden hebben we dat wel gehad maar toen stonden er 3 mensen in het mortuarium.
- Balseming!
Ja, dat doen we ook.
- Dat mag toch niet in Nederland?
We balsemen enkel overledenen die voor transport naar het buitenland toe gaan. Het lichaam wordt gevuld met een gefixeerde vloeistof.
- Je moet toch eerst bloed weghalen of niet?
Je zoekt eerst de beenvaat op, de afvoerend vaat zoek je ook op, je maakt een opening erin, je vult hem, en het bloed laat je circuleren. Het bloed is lichter en op een gegeven moment zie je dat de fixatievloeistof, zo ongeveer 5 liter, het hele circuit gehad heeft.
- Loopt het bloed eruit?
Ja. Je ziet de haarvaten opzwellen en dan weet je: het komt tot in de haarvaatjes.
Alleen islamitische mensen niet, die willen niet ingebalsemd worden, het mag volgens hun geloofsovertuiging niet. Er mag niet in het lichaam gesneden of geprikt worden.
- En obductie?
Praktisch niet. Hoogst zelden. Alleen laatst hebben we een baby'tje gehad, toen was ondrzoek belangrijk in het geval die mensen nog meer kinderen willen. Iemand moet toestemming geven.
Wat je ook hebt in dit ziekenhuis: de geloofsovertuigingen. Daar moet je ontzettend rekening mee houden. We hebben hier zo'n prachtig mooi kruis hangen in onze rouwkamer, dat moet je soms van tevoren weghalen.
- Ben je zelf gelovig?
Ik ben Nederlands Hervormd.
Corrine: Ik niet.
Jan: Ik geloof ook wel dat er iets hierna is.
- Maar je gelooft niet in een letterlijke opstanding of wel?
Nee. Ik heb 5 jaar terug is mijn schoonvader overleden. Tot op het laatst ben ik bij hem gebleven. Ik heb toen iets waargenomen, waardoor ik denk: ja, daar is wel iets. Ik heb eigenlijk de geest uit het lichaam zien komen. Vroeger heb ik daar nooit in geloofd. Ik heb het wel vaker met mensen erover en ik krijg dezelfde soort verhalen te horen. Bijvoorbeeld dat ik op een gegeven moment in mijn witte jas loop en de bieper gaat, mijn schoonvader belt me op. Na zijn overlijden. Dat droomde ik glashelder.
- We hebben ook soortgelijke ervaringen, we geloven je.
Ik ben gek op caravans, auto's en zo. We gingen altijd samen op stap als ik iets ging kopen. De auto die ik altijd al wilde hebben was er ineens. Of hij dat voor elkaar heeft gekregen?
- Corrine, jij zegt dat je ook zulke ervaringen hebt gehad. Kun je daar wat van zeggen of vind je het te gevoelig?
Vorig jaar heeft mijn vader een hartstilstand gehad. Ik heb hem een uur gereanimeerd, en op het moment dat ik zei: "wij stoppen met reanimeren" viel zijn been om. Ik zeg: "nog één keer" en toen was hij weer bij kennis en hij leeft nog.
Jan: Door dit werk heb je een heel andere levensopvatting. Het is allemaal zo verschrikkelijk betrekkelijk. Als je jong bent maak je je veel drukker over dingen. Heb ik ook gedaan, hoor. Maar je wordt wat ouder, en je gaat veel makkelijker, bewuster met dingen om. Je geniet meer van de natuur, je geniet meer van je kinderen... Als je hier jongen mensen ziet, dan word je met je neus op de feiten gedrukt. Elke dag heb ik met de dood te maken. Gisteren zei de patholoog-anatoom nog: ik snap niet dat je dit 20 jaar volgehouden hebt. Maar het is gewoon zo, je staat heel anders in het leven.
- Je zegt: je geniet van je kinderen, maar heb je niet dat je naar je kinderen kijkt en daar de dood ziet?
Nee, nee.
- Want dat heb ik dan.
Nee, gelukkig niet. Je hebt een cactus, een die krijgt op een gegeven moment jonkies. En de hoofdstam die sterft uit, en die zegt: "mijn leven gaat verder in mijn kinderen." en dat vind ik zoiets moois. Dat blijft mij altijd bij. Een van mijn jongens lijkt op mij en de andere lijkt op mijn vrouw, en als ik er ooit niet meer ben dan gaat datzelfde proces verder.
- Je vindt het niet erg om dood te gaan...
Nee. Het mooiste vind ik als het plotseling is, hoe moeilijk het ook is voor de nabestaanden. Maar als je die lijdensweg ziet hier..
- Die zie je hier heel veel...
Verschrikkelijk. Een dier doe je dat ook niet aan. Ik sta volledig achter de euthanasie. Maar het moet heel goed afgewogen worden.
- De pil van Dryon, is dat een alternatief?
Corrine: De begeleiding moet goed zijn
Jan: Ja want je hebt ook mensen die even psychisch in de war zijn en die zo'n pilletje nemen, dat is heel gevaarlijk.
- Emoties kun je niet naar binnen toe vinden, toch? Denk je ook dat emoties een oorzaak kunnen zijn van het sterven?
Nee, maar stress wel. Emoties durf ik niet te zeggen.
Corrine: Mensen gaan wel dood aan verdriet. Oudere mensen die nog heel erg verliefd zijn. Mijn oma ging dood en geen 2 maanden daarna, mijn opa. Dat is misschien verdriet, of het alleenzijn zijn. Dat is dat stukje tussen hemel en aarde dat je misschien niet wil begrijpen of niet begrijpt.
Jan: Ook in dit werk kom het voor dat ze er op een gegeven moment niet meer tegen kunnen. Je hoort het vaak van begrafenisondernemers: veel drank.
- En de opzichter van een begraafplaats die na 25 jaar, bij de begrafenis van een kindje, ineens zei: ik wil stoppen.
Corrine: Toen knapte er iets.
- Kun je je dat voorstellen?
Corrine: Ik ken het niet maar ik kan het me wel voorstellen dat je op een gegeven moment niet meer wilt. Ik doe dit werk al 9 jaar. Eerst was het maar een of 2 keer per maand maar het werd steeds meer. En toen heb ik ook gezegd: "als ik aangeef dat ik het niet meer aankan moet je mij weer terugnemen op de andere kant." Dat was mijn voorwaarde.
- Ik wist niet eens dat je hier op oproep was. Ik zie je zo vaak.
fifty-fifty
Jan: Het is ook echt heel druk. Ik denk dat het met de vergrijzing te maken heeft.
Wat ook raar is. Bij standvastig weer is het vrij rustig, maar komt er onweer of storm, dan zie je ineens een piek op de volgende dag. We hebben een keer een storm gehad met windkracht 10 's nachts. De volgende morgen waren er 10 overledenen hier, met hartklachten ...
-Met hartklachten? Niet eens geveld door een boom of zo... We zien hier doctoren rondllopen. Wat doen zij dan?
Mensen zeggen: patholoog-anatoom die snijden in het menselijk lichaam, maar dat is maar 20% van hun werkzamheden. Een patholoog-anatoom die onderzoekt ook het materiaal van een wrat die weg is gehaald of de biopsie van de borst van een vrouw. Dat is 75% van hun werk. Hij diagnostiseert de aard van het weefsel, hij bespreekt de therapie met de specialisten, met de oncoloog.
- Dat is dus wat Corrine mij liet zien, al het weefselmateriaal in bakjes in de vriezer, is dus van levende mensen...
Ja, aan de andere kant is de afdeling pathologie-histologie, wefselleer, en daar komt dat materiaal vandaan. Er komt van alles uit de operatiekamer: een darm, een milt, een nier met een afwijking, maar ook een borst van een vrouw waar een tumor in zit, noem maar op.
- Corrine, heb je het gevoel dat je een andere manier van werken hebt dan Jan die een man is? Er zijn toch heel weinig vrouwen in dit beroep?
Het wordt steeds meer. Toen ik begon, waren er in het hele land maar drie vrouwelijke leden van onze belangenvereniging en nu zijn het er 10.
- Dus jij was een pionnier!
Jan: We hadden vroeger 110 obductie-assistenten in Nederland. Het is inmiddels minder geworden, omdat een heleboel mortuaria van ziekenhuizen geprivatiseerd zijn. Onze beroepvereniging probeert dat te veranderen want er is dan toch sprake van belangenverstrengeling. Tegenwoordig hoor je dat steeds meer vrouwen dit beroep gaan uitoefenen. Als obductie-assistent of als verzorgster van overledenen.
- Denk je nou dat het anders is als vrouw?
Corrine: Een andere kijk op sommige dingen misschien. Bijvoorbeeld met ongeboren kindjes had ik in het begin het idee dat ik er iets anders tegen aan keek dan Jan. Ik had het idee: hoe kan je de ouders laten merken dat ze het kindje hebben gehad. Want als het begraven is, dan is er het grafje wel, maar verder... Zo kwamen we op het idee van een afdrukje van een voetje... Nu krijgen nabestaanden altijd een afdruk van het voetje als herrinering aan het kindje. Het is iets heel simpels. Ik was daar in het begin erg mee bezig en nu is het standaard.
- Daar denken vrouwen misschien wel eerder aan
Corrine is hier al jaren en dat gaat goed, we vullen elkaar aan. Het is heel plezierig. Zij maakt dingen mee, ik maak dingen mee, en we moeten daar wel met elkaar over kunnen praten.
Corrine: Het luisterend oor.
- Praat hij meer?"
Iedereen lacht.
- Eigenlijk verwerken jullie ook veel bij elkaar door met elkaar te praten.
Als hij een dag alleen is dan vertelt hij mij de dag erna wat hij meegemaakt heeft en andersom. Dan kun je een hoop verzetten. Als je je goed voelt kun je bergen verzetten.
- Corrine, toen je gevraagd werd om hier te komen helpen, moest je daar nog overna denken of dacht je dat doe ik gewoon?
Ik heb vrij resoluut ja gezegd. De laatste drie jaar ben ik 50% hier.
- En je vind het nog steeds te doen?
Ja, dat vind ik nog steeds een mooi beroep.
- Mooi beroep zelfs! Wat vind je er mooi aan?
Geen dag is dezelfde. Alles kan ik erin kwijt: technisch, met mijn handen werken, en met mijn geest.
- Toen je studeerde heb je niet gedacht dat je dit zou doen?
Nee, ik studeerde voor histologisch-analist.
- Word je net zo veel betaald als een man voor een vergelijkbaar beroep?
Gelijk, het gaat per functieschalen.
- Zeg je nou: elke vrouw kan dat doen of moet je een bepaalde...
Een bepaalde hardheid denk ik.
- Dus niet per se lichamelijk sterk maar wel geestelijk sterk.
Het obductiegedeelte, dat kan misschien iedereen aan, maar het begeleiden van de familie, het mortuariumgedeelte, rouwbezoek, het kan soms moeilijk zijn. Ik heb natuurlijk de ervaring van mijn leven gehad
- Met je moeder. Dat heeft je voor het leven gehard. En je ziet er zo sympathiek uit.
En toch heb ik een bepaald muurtje gebouwd door de jaren heen.
- Je beantwoordt toch niet aan het beeld dat mensen hebben van een iemand die obducties doet. Je hebt zo'n lieve uitstraling.
Mensen zeggen weleens: ik ben blij dat je dat zo goed, of zo netjes gedaan hebt.
- Liva: Jij bent de eerste van dit beroep die ik ooit zag, en toen dacht ik: "goh, als ze allemaal zo zijn, dat is leuk". Er leeft toch een bepaald beeld van jullie onder de mensen. Je verwacht toch harde mensen, je denkt dat je afstompt.
Maar dat doen we niet, omdat we plezier hebben in ons werk, omdat we het fijn vinden om te doen. Ik ben gewoon spontaan en dat wil ik blijven
- Waar vind je die voldoening behalve dat je al je talenten in kwijt kan? Bijvoorbeeld het vinden van iets?
Nee bij mij is dat het schouderklopje van de familie: "Het is net of oma ligt te slapen" of "goh, je hebt haar precies neergelegd zoals ze altijd in bed ligt" of "het is net alsof ze weer opstaat". Mensen zeggen vaak: "ik ben blij dat je dat doet". Ze denken dat het een triest beroep is maar het positieve wat erin ligt halen we eruit.
- Ik heb ook vragen over het combineren van beroep en kinderen, maar je hebt geen kinderen, en geen partner. Misschien kun je daar toch wat over zeggen. Denk je dat het te combineren valt?
Jazeker. Het is alleen moeilijker als je kinderen hier krijgt van dezelfde leeftijd als die van jou. Kinderen is altijd moeilijk, maar het komt dan toch wel heel dichtbij.
- Heeft dit werk jou veranderd?
Ja, ik geniet meer van het leven
- Heb je reakties op dat wat Jan heeft gezegd? Zijn er dingen waarvan je zegt: daar denk ik anders over?
Nee, we zitten op een gelijke lijn.
- Is er een boodschap die je wil doorgeven?
Dat we staan voor ons vak, dat we voor ons vak alles doen, binnen onze mogelijkheden. Het moet geen routine worden.