Particulier strooiveld; welke regels?
23 december 2009
Vraag nummer: 7154 (oude nummer: 14636)
Goedemiddag,
Er ligt een initiatief van Staatsbosbeheer om een terrein te gebruiken als strooiveld. Wat is de bemoeienis van de gemeente hierin? Ze zijn zelf eigenaar van de grond. En aan welke regels moet Staatsbosbeheer zich houden?
Bedankt voor het meedenken.
Met vriendelijke groeten,
R.A. Erkens
Antwoord:
Geachte heer,
Er is een wettelijke regel voor het bestemmen van grond tot permanent strooiveld. Deze regel is voor strooivelden van particulieren hetzelfde als voor die van een gemeente.
Staatsbosbeheer moet (op grond van artikel 66b van de Wet op de lijkbezorging) een vergunning aanvragen bij burgemeester en wethouders om een terrein tot permanent strooiveld te bestemmen en aangeven hoeveel verstrooiingen men jaarlijks denkt uit te voeren.
Bij het afgeven van een vergunning voor een strooiveld geven burgemeester en wethouders aan hoeveel verstrooiingen per jaar per hectare plaats mogen vinden. Afhankelijk van het aantal verstrooiingen kunnen nadere voorwaarden in de vergunning worden opgenomen.
Op dit moment luidt artikel 66b:
1. De bestemming van een terrein om permanent as op te verstrooien door de houder van een crematorium en de houder van een plaats van bijzetting vindt niet plaats dan met vergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het terrein is gelegen.
2. Voordat burgemeester en wethouders een besluit nemen omtrent het verlenen van de vergunning horen zij de daartoe door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaar (dat is tegenwoordig de VROM-Inspectie).
Op 1 januari 2010 verandert de wet, in die zin dat het tweede lid geschrapt wordt. Er is geen advies van de VROM-Inspectie meer nodig. Maar het lijkt mij wel verstandig om de normen te blijven hanteren die VROM hanteerde.
In de 'Inspectierichtlijn lijkbezorging' uit 1999 van de Inspectie voor de Milieuhygiëne (tegenwoordig de VROM-Inspectie) werd een advies gegeven van de normen die de gemeente kan hanteren. Bij een laag aantal verstrooiingen zijn geen extra maatregelen nodig, bij een hoog aantal verstrooiingen wel.
Op grond van onderzoek van het RIVM naar alle uitgevoerde onderzoeken en inventarisaties adviseerde de Inspectie voor de Milieuhygiëne het volgende (op te nemen in de vergunning van de gemeente):
Toegestaan is één van de volgende vier mogelijkheden:
1. Maximaal 90 verstrooiingen per hectare per jaar, zonder dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Hierbij wordt uitgegaan van de eenvoudige beheerswijze dat de belasting van de bodem niet groter is dan de opname door en de afvoer via de aanwezige begroeiing.
2. Maximaal 370 verstrooiingen per hectare per jaar. Hierbij worden één keer per 25 jaar controlemetingen geëist ter bepaling van de verspreiding van verontreinigende stoffen naar het milieu;
3. Maximaal 3200 verstrooiingen per hectare per jaar. Hierbij dient de as weer verwijderd te kunnen worden van de bodem. Tevens worden eens per 5 jaar controlemetingen ter bepaling van de verspreiding van verontreinigende stoffen naar het milieu.
4. Boven de 3200 verstrooiingen per hectare per jaar dienen er zodanige isolerende maatregelen te worden getroffen dat op geen enkele wijze as in de bodem kan geraken.
Ik vermoed echter dat het te verwachten aantal verstrooiingen per hectare relatief laag zal zijn.
Zie vergelijkbare vragen in de subrubriek 'Strooiveld' van de hoofdrubriek 'Cremeren'.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten