Over de dood heen
Uitgeverij Damon | 221 pagina's | December 2000
Ooit was het in onze cultuur de standaard-opvatting dat de dood voor de mens niet het definitieve einde is. Vandaag is die opvatting eerder een uitzondering. Natuurlijk zijn er ook nu nog mensen die in een leven na de dood geloven maar, zeggen ze er vaak bij, dat is voor hen louter en alleen een geloofszaak. Daarmee roepen ze een tegenstelling op: 'menselijkerwijs' moet je zeggen dat het leven met de dood eindigt maar 'in het geloof' is ons iets overgeleverd over opstanding, verrijzenis, eeuwig leven bij God. Het is het een of het ander, je bent gelovig of je bent het niet, en van die optie hangt het af of je al dan niet blijft vasthouden aan die aloude christelijke gedachte. Mijn vraag is niet of die tegenstelling er is. Mijn vraag is of ze zo hard is als hier wordt voorgesteld. Is er niet een derde tussen een menselijke, al te menselijke overtuiging enerzijds en anderzijds een geopenbaarde geloofsinhoud? Die derde zou de filosofie zijn. Het zou om een heel bepaalde filosofie gaan, want veel hedendaagse filosofieën zijn toch uitgesproken eindigheidsfilosofieën. We zouden naar die filosofie moeten gaan 'zoeken'. Maar het zou wèl een authentieke filosofie moeten zijn. En dat wil zeggen: een filosofie die een waarheidsparcours volgt. En die net zo onverbiddelijk argumenteert als welke andere filosofie ook.
In dit boek wordt verdedigd dat er een filosofie te vinden is die haar eigen parcours volgt en dan plotseling bemerkt dat het woord 'God' haar invalt. Denkende over de werkelijkheid die alles omvat, en over de plaats die de mens binnnen het omvattende inneemt, wordt het haar plotseling onmogelijk de woorden 'God' en 'eeuwig leven' te vermijden.
ISBN 90 5573 160 9