Mr Willem van der Putten

Mr Willem van der Putten Spelregels
Over Mr Willem van der Putten
Facultatieve
Sponsors

Leven na de dood (donatie, obductie en ter beschikking wetenschap)


24 november 2003

Vraag nummer: 2670  (oude nummer: 3443)

Geachte heer Van der Putten

Ik vond een interessant artikel uit mei 2001 over orgaandonatie en in het bijzonder over de verhouding tussen donatie en obductie en donatie en ter beschikking stellen van de wetenschap.
Zie nr 2235 Orgaandonatie èn ter beschikking stelling aan de wetenschap

Het artikel komt uit Cicero
18 mei 2001 - nummer 8
Thema "Leven na de dood"
Dit is van het Leids Univrsitair medisch Centrum
http://www.lumc.nl/1080/archief/2001/20010518.html


Over de mogelijke bestemmingen van het lichaam na de dood heerst veel onduidelijkheid. Zo wordt obductie verward met donatie en doen ook wilde verhalen over orgaanverzamelingen en orgaanhandel de ronde. Het tv-programma Netwerk illustreerde een item over de in opspraak gekomen Nederlandse patholoog in Engeland met beelden van een transplantatie.

Wetten en protocollen laten aan duidelijkheid weinig te wensen over. Het menselijk lichaam kan na de dood verschillende ingrepen ondergaan. In twee van de hieronder genoemde drie gevallen wordt het lichaam daarna alsnog begraven of gecremeerd.

1. Ter beschikking stellen van de wetenschap

De Wet op de Lijkbezorging noemt drie mogelijke eindbestemmingen voor het stoffelijk overschot: begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap. Dat laatste betekent dat het lichaam in gebalsemde staat gebruikt wordt voor het onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek in een anatomisch instituut, gedurende een aantal jaren. Daarna is doorgaans een individuele begrafenis of crematie niet meer mogelijk.

Wie zijn lichaam ter beschikking wil stellen, moet die wens vastleggen in een wilsbeschikking (eigenhandig geschreven verklaring) die op bovengenoemd instituut bewaard wordt. Na overlijden moet deze wilsbeschikking getoond worden aan de burgemeester van de plaats van overlijden, die toestemming moet geven tot ontleding. Een afscheidsplechtigheid is mogelijk, maar die moet wel binnen 24 uur na het overlijden plaatsvinden. De kosten voor opbaring komen doorgaans voor rekening van de nabestaanden.

Mocht het lichaam niet geschikt blijken voor balseming en ontleding, dan wordt het alsnog begraven of gecremeerd. In uitzonderingsgevallen zorgt het wetenschappelijk instituut daarvoor. Een lichaam kan bijvoorbeeld niet geschikt bevonden worden vanwege ernstige infecties zoals HIV en Creutzfeldt Jacob, of wanneer het vaatstelsel ernstig beschadigd is.

2. Obductie

Het kan wenselijk zijn om kort na overlijden obductie (sectie, autopsie, lijkschouwing) te doen. Het doel van obductie is enerzijds het vaststellen van de doodsoorzaak en anderzijds de evaluatie van het medisch handelen vóór de dood. Op die manier kan men diagnoses, bij leven gesteld, verifiëren en de effecten van medisch ingrijpen beoordelen. Daarnaast zijn obducties van belang voor wetenschap en onderwijs.

Bij een natuurlijke dood is voor obductie toestemming nodig van de patiënt of de nabestaanden. Doorgaans vraagt de behandelend arts die na het overlijden aan de nabestaanden. Een patiënt kan vóór zijn overlijden zelf te kennen geven dat hij geen obductie wil. Als er verdenking is van een niet natuurlijke dood, wordt obductie gedaan op bevel van de officier van justitie en is geen toestemming van nabestaanden vereist. Deze obducties worden verricht door speciaal hiervoor opgeleide pathologen, veelal in Rijswijk. Ook de regionale inspecteur van de Volksgezondheid kan obductie gelasten zonder dat toestemming van nabestaanden vereist is.

De nabestaanden die toestemming moeten geven, krijgen informatie over de gang van zaken. Die is in het algemeen als volgt. Borst- en buikholte worden geopend, de verschillende organen worden uitgenomen en onderzocht. De patholoog snijdt kleine stukjes weefsel uit elk orgaan en bekijkt die onder de microscoop. Daarna worden de organen teruggeplaatst en wordt het lichaam gesloten. Na aankleding is er niets aan het lichaam te zien en kan het opgebaard en vervolgens begraven of gecremeerd worden.

Er zijn redenen om organen of delen daarvan langer te bewaren, namelijk:

• Een orgaan kan zo klein zijn dat het in zijn geheel voor aanvullend microscopisch onderzoek moet worden bewaard.

• Het orgaan kan een ingewikkelde afwijking vertonen waarvan bestudering meer tijd kost.

• Het kan zijn dat het orgaan eerst bewerkt moet worden om geschikt te zijn voor onderzoek. Dat geldt bijvoorbeeld voor hersenen.

• Het orgaan of orgaandeel kan vanwege een bijzondere afwijking uitermate instructief zijn en dus belangrijk voor het medisch onderwijs. Dit doet zich vooral voor in opleidingsziekenhuizen als het LUMC.

Nadat het materiaal een dergelijk doel heeft gediend wordt het gecremeerd, uiterlijk drie maanden na uitname. Nabestaanden horen ervan op de hoogte te zijn dat organen of delen daarvan niet met het stoffelijk overschot mee begraven of gecremeerd kunnen worden. Zij kunnen bezwaar maken tegen het bewaren van organen, en aan die bezwaren wordt gevolg gegeven. Nabestaanden kunnen ook verzoeken om het niet uitvoeren van bepaalde onderdelen van de obductie. Als de obductie verricht is, maakt de patholoog een verslag dat vervolgens door de behandelend arts, die om obductie verzocht heeft, met de nabestaanden kan worden besproken.

De moeilijkheid bij de hele procedure zit vooral in de informatieplicht die de aanvragend arts heeft tegenover de nabestaanden. De afgelopen tijd hebben artsen in de pers laten weten hoe moeilijk het in de praktijk is om alles uit te leggen. Kun je ouders van een pas overleden kind confronteren met de details? Of vragen of ze het goed vinden dat het kind zonder hart begraven wordt? Veel pathologen vinden dat de toestemmingsvraag vergezeld zou moeten gaan van de vraag of men weet wat obductie inhoudt en of men dat wil weten. De mate van detaillering zou je dan iedere keer moeten aanpassen aan de situatie: kijken wat de nabestaanden aankunnen. “Soms wil men niet meer details horen”, zegt ook minister Borst, die bezig is met een wetsvoorstel ‘Zeggenschap lichaamsmateriaal’.

3. Donatie

Orgaan- en weefseldonatie zijn in Nederland geregeld door de Wet op de Orgaandonatie. Men kan door middel van een donorverklaring in het register aangeven of men organen of weefsels wil doneren ten behoeve van transplantatie. Het is ook mogelijk de beslissing expliciet aan de nabestaanden over te laten. Als er geen donorverklaring is, kan de nabestaanden om toestemming worden gevraagd. Zonder uitdrukkelijke toestemming worden geen organen en weefsels uitgenomen. Er zijn landen, zoals België en Oostenrijk, waar een omgekeerde regeling geldt: wie niet expliciet bezwaar maakt is vanzelf donor. Na donatie kan het stoffelijk overschot begraven of gecremeerd worden.

De invoering van de Wet op de Orgaandonatie in 1998 heeft aanvankelijk geleid tot een terugloop van het aantal donoren. Inmiddels neemt hun aantal weer toe, maar er is een permanent tekort aan organen. Er wordt naarstig gezocht naar alternatieven. Zo zijn er steeds meer mensen die bij leven een nier afstaan. Over xenotransplantatie (het gebruik van dierlijke organen voor mensen) is het debat in volle gang.

De wet verbiedt uitdrukkelijk donatie met het oogmerk daaraan te verdienen. Hoewel in de meeste westerse landen een verbod op orgaanhandel bestaat, duiken er geregeld verhalen op over makelaars in organen die arme mensen in niet-westerse landen nieren afhandig maken om ze door te verkopen aan rijke westerlingen.

Terbeschikkingstelling, obductie en donatie

Terbeschikkingstelling heeft als voornaamste doel stoffelijke overschotten te bieden aan studenten, wetenschappelijke onderzoekers en clinici, waarmee ze klinisch-anatomische kennis en chirurgische ervaring kunnen opdoen. Voor dit doel is een lichaam waarop obductie gedaan is, niet geschikt. Ook donatie gaat in het algemeen niet samen met terbeschikkingstelling. Slechts zelden wordt hiervan afgeweken.

Het is mogelijk zowel een donorverklaring als een wilsbeschikking over terbeschikkingstelling te hebben. Afhankelijk van de toestand van het lichaam wordt bij overlijden de definitieve keuze gemaakt, waarbij orgaandonatie voorgaat.

Orgaandonatie en obductie kunnen wel samengaan. In dat geval vindt de donatie, zoals gebruikelijk, plaats in het ziekenhuis en de obductie in het mortuarium. Eventueel kan na obductie nog huid gedoneerd worden. In geen geval kunnen organen die voor obductie zijn uitgenomen daarna nog gebruikt worden voor donatie.

Antwoord:

Geachte heer,

Hartelijk dank, ik kende het verhaal niet.
Dit lijkt me ook interessant voor mensen met vragen over ontleding (het ter beschikking stellen van de wetenschap van een lichaam).

Met vriendelijke groet,

mr W.G.H.M. van der Putten


TIP
Laat nabestaanden niet onnodig zoeken naar oude polissen. Registreer of u een uitvaartverzekering hebt op Uitvaartverzekeringsregister.nl
Ook verstandig om in te vullen als u GEEN verzekering hebt.

TIP
Vergelijk snel en eenvoudig offertes van uitvaartondernemers via de site Uitvaartoffertes.nl

TIP
Bezoek ook eens de video-adviesrubriek: Infotheek - reportages - kijkersvragen - juridische vragen en antwoorden (klik hier).
Zoals: Wie is verantwoordelijk voor de kosten van de uitvaart?


TIP
Melden van overlijden. Landelijk gratis meldnummer overlijden: 0800-783 73 43.

TIP
Een goedkope maar waardige begrafenis of crematie.

TIP
www.urnenwinkel.nl. De mooiste collectie urnen voor de beste prijs.

Stel een vraag:

Op dit moment is het stellen van nieuwe vragen tijdelijk niet mogelijk.

Heeft u op dit moment een
uitvaartondernemer nodig?

Bel nu: 088 605 1219
Dag en nacht bereikbaar



Nee, ga verder >