DOODGEWOON informeert en amuseert over zaken rond de dood - sinds 1994
Verschenen: 21-06-2008
ROUWEN MAG, MAAR NOG NIET OVERAL

Praten over de dood en rouwen in het openbaar mag tegenwoordig, of in ieder geval meer dan vroeger. Maar het kan nog beter, meent de Landelijke Stichting Rouwbegeleiding (LSR). Voor rouwende kinderen en rouw op het werk is er echter nog te weinig ruimte.


De LSR liet n.a.v. het 20-jarig jubileum door Onderzoeksbureau TNS Nipo een enquęte uitvoeren. Je gevoelens laten zien na het verlies van een dierbare kan steeds beter in Nederland, maar dan vooral in eigen kring. 70% procent van de Nederlanders vindt dat er openheid is in de eigen omgeving om over dit onderwerp te praten. Tweederde vindt dat je voor het tonen van verdriet nu meer de ruimte krijgt dan eerder het geval was. Familie en vrienden zijn de grootste steunpilaren tijdens het rouwproces. Was praten over de dood in de decennia na de oorlog vaak nog taboe, nu mogen mannen en vrouwen hun gevoelens wel uiten. Althans, in de naaste omgeving.

Anders wordt het wanneer bijvoorbeeld een collega een dierbare verliest. Op de werkvloer praten over rouw gaat moeizaam, zegt een derde van de ondervraagden.

Niet alleen het kunnen uiten van gevoelens in eigen kring wordt als steunend ervaren door nabestaanden. Ook praktische hulp, zoals hulp bij huishoudelijke activiteiten en het afhandelen van financiële zaken na een overlijden, wordt zeer gewaardeerd. Daarnaast is de steun van kennissen en buren belangrijk, evenals het praten met lotgenoten.

Al is er in de samenleving steeds meer aandacht voor de dood, uit het onderzoek blijkt dat Nederlanders vinden dat er voor rouw, het zich moeten aanpassen aan een leven waar een dierbare persoon geen deel meer van uitmaakt, te weinig aandacht is. Zeker de aandacht voor rouwende kinderen en jongeren kan verbeterd worden. Meer dan een kwart van de ondervraagden vindt dat deze doelgroep meer aandacht verdient.

Opvallend is verder dat jongeren, naast het delen van gevoelens met familie en vrienden, aangeven dat zij sporten een goede manier vinden om hun gevoelens te uiten na het verlies van een dierbare. Ook zoeken zij, in tegenstelling tot ouderen, informatie over rouw veelal op via het internet. Voor 65 plussers speelt juist de geloofs- of levensovertuiging een belangrijke rol. Zij vinden informatie over rouw voornamelijk via de uitvaartverzorger.

Uit wetenschappelijk onderzoek, ondermeer aan de Universiteit Utrecht, waar de LSR begin 2008 een bijzondere leerstoel Verliesverwerking heeft ingesteld, blijkt dat de meeste nabestaanden een rouwproces redelijk goed doorkomen al dan niet met hulp uit de omgeving. Sommige mensen hebben echter extra ondersteuning nodig bij de verwerking van een intens verlies. Ook dit is normaal. Rouw is geen ziekte, maar als je niet de juiste ondersteuning krijgt, kun je er wel goed ziek van worden.

De ondervraagde Nederlanders zijn er voorstander van dat deze zogenaamde ‘rouwzorg’ geheel of gedeeltelijk vergoed wordt door de zorgverzekeraar. De LSR onderschrijft deze wens en is van mening dat diegene die deze rouwzorg verleent, in ieder geval voldoende geschoold moet zijn. Het verwijsbestand van de Landelijke Stichting Rouwbegeleiding kan nabestaanden en hun omgeving de weg wijzen naar geschoolde vrijwilligers en professionele hulpverleners in de eigen woonomgeving. Dit verwijsbestand wordt behalve door nabestaanden zelf, veel geraadpleegd door hulpverleners, het onderwijs en de uitvaartbranche of zij verwijzen ernaar door. Ouderen vragen informatie over rouwzorg meestal aan via de uitvaartondernemer, jongeren gebruiken hun eigen netwerk en het internet als voornaamste informatiebron als ze op zoek zijn naar ondersteuning.

Terug naar archief...