DOODGEWOON informeert en amuseert over zaken rond de dood - sinds 1994
Verschenen: 01-11-2001
HET BOEK DOODGEWOON IS UIT

'Een levendig boek over de dood en de doden..' [...] 'Een mooi geïllustreerde bloemlezing uit zeven jaargangen Doodgewoon'
Viva, november 2001.

'Hier wordt ons een blik gegund achter het bordeaux veloursgordijn van de mystieke wereld rondom de dood, zonder dat het voor nachtmerries en slapeloze nachten zorgt.'
Clark Accord in het Rotterdams Nieuwsblad

Nu in de boekhandel:

De bloemlezing Doodgewoon. Doodscultuur en uitvaartmanieren (verschenen bij Walburg Pers, f 39,50, 256 p.), een selectie van de opvallendste, mooiste, boeiendste, spraakmakenste en meest tijdloze artikelen uit zeven jaargangen Doodgewoon. Met bijdragen van Ronald Giphart, Esther Jansma, Bert Keizer, Ed Schilders en Karin Spaink. Hieronder het voorwoord uit Doodgewoon. Doodscultuur en uitvaartmanieren.


Leven na de dood(gewoon) -
Hoe het begon en waarom het ophield


Toen het eerste nummer van Doodgewoon, op vrijdag de 13de mei 1994, officieel aan de buitenwereld werd voorgesteld, wist ik dat het wat mij betrof een tijdelijk project zou zijn. Het jaar 2000 klonk mij toen als een mooi rond jaartal in de oren om er een einde aan te maken. Na zes jaar, zo verwachtte ik, zou ík in ieder geval (en misschien ook de lezers) zin in iets nieuws hebben en zou het tijd worden het tijdschrift op te heffen of over te dragen aan een ander. Die prognose is aardig uitgekomen, hoewel het iets later is geworden, want in mei 2001 verscheen het laatste nummer van Doodgewoon op papier.

Door anderen is die tijdslimiet vaak opgevat als 'dan is het werk gedaan' of 'de taak volbracht' en met 'werk' of 'taak' werd dan bedoeld 'het doorbreken van het taboe op de dood'. Dat is echter nooit mijn bedoeling geweest: een taboe doorbreken, een missie volbrengen of een boodschap uitdragen. En wellicht maar goed ook, omdat een dergelijke instelling waarschijnlijk tot een veel saaier, strenger en in ieder geval dogmatischer blad had geleid.

Waar het feitelijk op neer kwam zeven jaar geleden was dat ik een blad oprichtte dat ik zelf graag wilde lezen maar dat nog niet bestond: een veelzijdig en boeiend blad over de dood. Dat was kort gezegd de formule van Doodgewoon. Tevens creëerde ik daarmee een plaats waar ik mijn eigen 'funeraire artikelen' kwijt kon (begin jaren negentig was het lang niet makkelijk om ze elders onder gebracht te krijgen), zodat het mes aan twee kanten sneed.

Zeven jaar lang ben ik dat blad, dat ik zelf graag wilde lezen, blijven maken. En dan is het wonderlijk te ontdekken dat er anderen zijn die dat blijkbaar exact zo ervaren. 'Het voelde alsof iemand speciaal voor mij Doodgewoon maakte,' schrijft een lezer nadat hij in het een na laatste nummer gelezen heeft dat Doodgewoon er mee ophoudt. De verwachtingen van anderen over de verkoop van Doodgewoon waren van het begin af aan niet hoog. "Wie koopt zoiets nu? Ik zie er geen twee van verschijnen, volgens mij hebt u hiermee een collectors-item te pakken," verwoordde een Tilburgse boekenverkoper de algemene opinie in mei 1994 tegenover een plaatselijke journalist die het vervolgens optekende. Zelf had ik geen enkele verwachting over het aantal lezers, maar in de loop van de zeven jaar werden het er al snel een kleine tweeduizend die het blad met liefde lazen. Weliswaar te weinig om auteurs en andere medewerkers 'normaal' te betalen (maar niemand hoefde van Doodgewoon alleen te leven), maar genoeg om door te gaan. Omdat Doodgewoon inderdaad 'adverteerders afschrikte' zoals Vrij Nederland kopte na het uitkomen van het eerste nummer, en omdat dat altijd zo gebleven is, waren de mogelijkheden beperkt - geen full color-pagina's, geen dure reportages, geen 'echte' fotografen om de zwart-wit foto's te verzorgen - maar geen lezer die het er aan af kon zien dat het redactieadres in mijn eigen huiskamer was en dat de tijdschriften gedistribueerd werden vanuit mijn slaapkamer waar de dozen metershoog naast het bed stonden opgestapeld.

De lezersgroep van Doodgewoon was klein maar zeer trouw. Abonnees van het eerste uur of abonnees die het met terugwerkende kracht alsnog werden door alle oude nummers van Doodgewoon na te bestellen. Lezers die niet altijd begrepen werden door familie en vrienden. "Ik probeer het blad wel eens ter sprake te brengen bij mijn vrouw of vrienden, maar meestal krijg ik alleen maar negatieve reacties. 'Ajakkes' wordt dan gezegd," vertelt een abonnee in het jubileumnummer bij het vijfjarig bestaan van Doodgewoon.

Onbegrip en angst voor de dood (het onbegrip kwam grotendeels voort uit die angst), die twee hebben Doodgewoon steeds achtervolgd. 'Zoals de naam Doodgewoon doet vermoeden is het tijdschrift erop gericht mensen uit te leggen dat doodgaan niet iets is om je speciaal druk over te maken. Een parmantige manier om het ontzagwekkende te lijf te gaan. Behalve dat ik de botheid van zo'n titel niet begrijp, denk ik dat de inhoud weinig zal helpen,' schreef Rita Kohnstamm in december 1994 in NRC Handelsblad onder de kop 'Alles behalve doodgewoon'. Dorien Pessers vond het blad (ongelezen) zelfs 'weerzinwekkend' zoals ze in de Volkskrant liet weten en ook Martin van Amerongen deed het blad weinig aantrekkelijk klinken door in De Groene Amsterdammer te schrijven: 'Er bestaat een blad dat Doodgewoon heet en zich in het leed en de ellende rond het stervensproces heeft gespecialiseerd.'

Toch was de pers vanaf het begin af aan zeer geïnteresseerd en bereid aandacht te besteden aan Doodgewoon - levendig, aardig, moedig, stijlvol, vrolijk en vreemd zijn enkele kwalificaties die aan het blad werden toegekend - maar de belangstelling kwam vooral voort uit het feit (en hield daar ook op) dat het om een tijdschrift 'over de dood' ging. 'Waarom?' was de meest gestelde vraag. Bovendien bleek Doodgewoon ook nog eens het enige tijdschrift over de dood ter wereld, waardoor ook de internationale pers al snel aan de bel trok, van radiostations in Tokio en Sidney tot TV5 in Frankrijk.

Soms waren die buitenlandse journalisten niet alleen geïnteresseerd in Doodgewoon, maar ook in al die andere bijzondere ontwikkelingen op Nederlands uitvaartgebied: Van uitvaartwinkel tot open dag in crematorium en van beschilderde doodskist tot Ajax-verstrooiveld. Er gebeurde veel in de tijd dat Doodgewoon bestond. Het was de periode van de uitvaartvernieuwing waarin kunstenaars kisten beschilderden en bijzondere vormen gaven aan grafmonumenten en urnen, 'nieuwe uitvaartondernemers' opstonden die anders dan hun 'ouderwetse collega's' wilden luisterden naar hun klanten en ten strijde trokken tegen de 'standaarduitvaart', en de wet een handje meehielp door begraven zonder kist en het verstrooien van de as op elke gewenste plek toe te staan. Een van de gevolgen van de uitvaartvernieuwing en van de toegenomen aandacht voor de dood is dat er veel meer plaats is gekomen waar 'het funeraire verhaal' een onderdak kan vinden. Je zou dus kunnen zeggen dat Doodgewoon daardoor minder gemist zal worden.

Helemaal verdwenen is Doodgewoon echter niet. Het blad heeft een tweede leven gekregen op internet en is te vinden op www.dood.nl. Een goed digitaal tijdschrift over de dood was er nog niet, dus .....

Deze bundel is wat mij betreft een mooie afsluiting van zeven jaar Doodgewoon. Het doet recht aan wat Doodgewoon was: een veelzijdig tijdschrift over de dood. Tevens geeft het een beeld van een bijzondere periode in Nederland, het laatste decennium van de vorige eeuw, waarin de dood 'een opleving' meemaakte. (Als onderwerp van gesprek.) Zoals ik als kunsthistoricus de dood in de negentiende eeuw heb bestudeerd, zo kan ik mij voorstellen dat een historicus van de toekomst de dood aan het einde van de twintigste eeuw bestudeert en daarbij in de catacomben van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag zeven jaargangen Doodgewoon tegenkomt. Wat een heerlijke ontdekking.
- Anja Krabben

Terug naar archief...