DOODGEWOON informeert en amuseert over zaken rond de dood - sinds 1994
Verschenen: 11-10-2001
ADA WILLE, LANDSCHAPSARCHITECT

Kruipen in de huid van nabestaanden

Iedere week stellen we 7 vragen aan iemand uit de uitvaartbranche. Ditmaal aan Ada Wille, als landschapsarchitect gespecialiseerd in begraafplaatsen, urnentuinen en crematoriaterreinen. Een voordeel van haar beroep: "Ik heb weinig inspraakavonden." Moeilijk is het ontwerpen van kinderhofjes. "Dan heb ik voortdurend een dubbel gevoel: je probeert iets moois te maken voor kinderen maar hoopt tegelijkertijd dat er geen kind in begraven wordt."


Naam: Ada Wille
Leeftijd: 36
Beroep: Landschapsarchitect (gespecialiseerd in funeraire terreinen)

1. Hoe bent u in de begraafplaatswereld terechtgekomen?

Tijdens mijn studie heb ik een urnentuin ontworpen bij een crematorium. Toen al viel mij op dat er in onze studie of in de literatuur weinig tot niets te vinden was over begraafplaatsen en crematoria. Zelfs met mijn docenten kon ik er niet over praten, die vonden het maar een luguber project. Na mijn studie ging ik vaak met de Vereniging de Terebinth op excursie. Al wandelend over een oude begraafplaats kwam ik in gesprek met een beheerder van een crematorium die wat problemen met zijn park had en of ik daar een advies over wilde uitbrengen. Van het een kwam het ander; naast algemene aspecten zoals beplanting en paden ging ik ook aan de slag met asbestemmings- en nagedachtenismogelijkheden. Al gauw kreeg ik uitnodigingen van andere crematoria om te adviseren en liet het onderwerp mij niet meer los. Daarnaast adviseerde ik in mijn vrije tijd voor de Terebinth, vooral op het gebied van oude begraafplaatsen die dreigden te worden geruimd. We gaven ook inventarisatiecursussen. Zo raakten hobby en werk steeds meer vervlochten. Na mijn afstuderen heb ik vier jaar op een ontwerpburo gewerkt, ook daar concentreerde ik mij vooral op begraafplaatsen. Sinds 1995 heb ik een zelfstandig ontwerpburo en houd ik mij eigenlijk uitsluitend bezig met begraafplaatsen en crematoriaterreinen.

2. Wat zijn de mooie kanten van uw beroep?

Gekscherend zeg ik wel eens, als mensen vreemd opkijken van mijn specialisatie, dat ik weinig inspraakavonden heb.. maar het mooiste van dit vak is dat je bezig bent met levend materiaal. Tuin- en landschapsarchitectuur in het algemeen is een prachtig vak. In ons volle landje zijn we continu bezig om de beschikbare ruimte zo goed mogelijk in te richten. Daarbij komen begrippen als functionaliteit, kwaliteit, duurzaamheid et cetera bij kijken. Het bijzondere van mijn werkgebied is de factor emotie. Naast alle technische randvoorwaarden waaraan begraafplaatsen moeten voldoen is dat een van de moeilijkste aspecten. Je kruipt in de huid van de nabestaanden: hoe ervaren zij de plek, biedt het troost, ondersteuning et cetera. Dit betekent dat je niet alleen professioneel betrokken moet zijn maar ook emotioneel. Ik merk dat ik door mijn werk emotioneel ben veranderd, en heb dat als een verrijking ervaren. Daarnaast blijft het elke keer een leuke ervaring dat wat je achter de tekentafel ontworpen hebt zich na aanleg driedimensionaal voor je ontvouwt. En dan begint het pas want de plek gaat zich door de tijd ontwikkelen. Sommige ontwikkelingen verwacht je, andere zijn spontaan en verrassend waardoor je weer nieuwe ideeën krijgt. Ook is elke opdracht weer uniek. Dat maakt mijn vakgebied zeer boeiend en afwisselend.

3. Als uw zoon of dochter laat weten de uitvaartwereld in te willen, wat zegt u dan?

Prima, moet je doen. Dan mag hij/zij mijn boeken op dat gebied hebben.

4. Wat zou u zijn geworden als u niet in dit vak terecht was gekomen?

Archaeoloog. Van jongs af aan heb ik in de grond zitten spitten. Tot mijn achttiende wist ik zeker dat ik dat zou worden. Helaas zag mijn omgeving dat niet zo zitten en moest ik plotseling iets anders kiezen. Uiteindelijk heeft het toch allemaal weer met elkaar te maken. Archeologie en landschapsarchitectuur werken ook steeds meer samen om oude patronen in het landschap zichtbaar te maken.

5. Wat is uw mooiste ervaring?

Ik heb een aantal kinderhofjes ontworpen op begraafplaatsen en crematoriaterreinen. Toen ik nog geen kinderen had probeerde ik mij in te leven in ouders die een kind verliezen en het moeten begraven of cremeren. Ik stimuleerde ook beheerders om emotioneel naar dit soort plekken te kijken. Het leek mij ontzettend moeilijk om als ouder door regeltjes in je rouw beperkt te worden. Door de kinderen een eigen, besloten plekje te geven probeerde ik meer mogelijkheden te scheppen en qua inrichting meer kindvriendelijkheid te scheppen. Zo hoorde ik van de beheerder van het crematorium in Utrecht dat een echtpaar uit Eindhoven het hele land had afgezocht naar een geschikt plekje voor hun overleden kind. In Utrecht zagen zij het kinderhofje op crematorium Daelwijck en besloten dat dit de plek moest worden. Dat vond ik zo bijzonder. Ik heb nu zelf kinderen en bij de geboorte wordt ook je grootste angst geboren, namelijk dat je ze verliest. Het feit dat mensen hun dierbaarste bezit op zo'n plek willen achterlaten is voor mij een teken dat ik mijn werk goed doe. Ook al heb ik voortdurend een dubbel gevoel: je probeert iets moois te maken voor kinderen maar hoopt tegelijkertijd dat er geen kind in begraven wordt. Als ik na een paar weken na aanleg van een kinderhofje dan toch een eerste kindergrafje zie moet ik altijd weer even slikken…

6. Wat hoopt u nooit meer mee te maken?

Ik heb een keer een restauratie van een begraafplaats begeleid. Een van de opvallendste elementen die door verwildering waren ontstaan was een oud grafhekje dat door een klimop als het ware in de houdgreep werd genomen: de klimop had zich helemaal om en door het hekje geslingerd en daardoor het hekje compleet vervormd. Dat was zo'n mooi beeld dat al in een vroeg stadium was besloten dit intact te houden. Dit werd ook in alle rapportages en bestekken duidelijk vermeld. Halverwege de uitvoering vond de aannemer die de graven restaureerde dat de klimop in de weg zat en heeft een hovenier gevraagd alles weg te zagen. Bij de eerstvolgende vergadering liep ik nog even op de begraafplaats en zag een voor mij onbekend hekje… in een flits zag ik de ontbrekende klimop. Dat was de enige keer dat ik op een vergadering heb gehuild. De grootste frustratie van ons vak is de factor tijd en dit was nooit meer te herstellen. Erg jammer, maar ik ben er nu geloof ik wel overheen.

7. De dood betekent voor mij…

De eindafrekening. Als het je gegeven is een sterfbed te hebben, betekent dat dat je in het reine moet zijn met je leven en hoe je het geleefd heb. Als je dat verhaal compleet krijgt sterf je volgens mij een stuk rustiger.

Terug naar archief...