DOODGEWOON informeert en amuseert over zaken rond de dood - sinds 1994
Verschenen: 20-10-2004
LACHEN DOOR JE TRANEN HEEN

Ze zijn zeldzaam, boeken die je echt raken. Die je meeslepen vanaf de eerste zin en je vasthouden tot aan het eind. Waarbij de hoofdpersonen echte mensen voor je worden, waarmee je intens kunt meeleven, waarop je oprecht kwaad kunt worden of met overtuiging van kunt houden. Boeken die je hardop laten lachen of waarvan de tranen je in de ogen springen van ontroering, en soms tegelijkertijd: lachen door je tranen heen. Komt een vrouw bij de dokter is zo’n boek. Het boek is al aan de zesde druk toe, tijd voor een interview met de auteur. Een gesprek over zinloos lijden, mooi doodgaan, voortleven na de dood en liefde die alles overstijgt.


Feitelijk heeft het verhaal van Komt een vrouw bij de dokter het helemaal in zich om een tranentrekkend melodrama te worden. Het gaat over Stijn en Carmen, een jong en hip stel dat alles heeft: twee glansrijke carrières (ieder een eigen bedrijf in de reclamewereld), een prachtig huis in een goede buurt, meer dan voldoende geld, een vol leven met reizen, vrienden, diverse genotmiddelen en veel seks (niet per se altijd met elkaar) en als ‘sluitstuk’ een pracht van een dochtertje.

Maar dan gaat het mis, zoals het een goede RTL5-woensdagavondfilm (tearjerker) betaamt. Bij Carmen wordt borstkanker geconstateerd. Vanaf het begin is duidelijk dat het een agressieve vorm is die een goede uitkomst onzeker maakt. Het boek beschrijft de twee jaar die volgen na de diagnose. Twee jaar van ziekenhuisbezoek en artsen (die nogal verschillen in hun mate van inlevend vermogen), van kaalheid, chemotherapie (Stijn gaat braaf iedere keer mee) en borstamputatie. Stijn probeert voor zichzelf nog ‘kankervrije zones’ in te bouwen, zoals cafés, vakanties met vrienden en het huis van Roos waarmee hij een geheime verhouding heeft. Maar in het laatste deel, dat gaat over de laatste periode van Carmen en eindigt met haar dood door euthanasie, ontdekt Stijn onvermoede krachten in zichzelf en ontpopt hij zich als een liefdevolle verzorger van zijn vrouw.

Dat het boek géén ‘melodramatische draak’ is geworden, komt door de humor - de titel is welsprekend wat dat betreft - en de eerlijkheid (het ís niet leuk een partner met kanker te hebben, om nog maar te zwijgen van een partner met één borst) waarmee Kluun het allemaal opschrijft. Daarbij komt dat je al vrij snel het gevoel krijgt dat het echt allemaal zo gebeurd is. Zo realistisch is het decor - voor wie Amsterdam kent, weet dat straten, café’s restaurants werkelijk zo heten er ook zo uitzien als in het boek beschreven - en zo uit het leven gegrepen zijn de dialogen. Wie vervolgens op de site van Kluun gaat kijken, ziet en leest dat het meeste ook op waarheid is gebaseerd.

Kluun (schrijversnaam voor Raymond van de Klundert) maakt er geen geheim van. Het verhaal van Stijn en Carmen is in grote lijnen het verhaal van hem en zijn aan borstkanker overleden vrouw Judith. Luna heet in werkelijkheid Eva. “Ik ben natuurlijk geen schrijver,” zegt hij. “Twee jaar geleden had ik alleen nog maar een stukje in Adformatie geschreven en rapporten voor klanten. Ik denk niet dat ik iets kan schrijven dat níet met mij te maken heeft. Een echte schrijver kan dat wel, zoals mijn buurman, dat is AFTh. Natuurlijk is niet alles in het boek exact volgens de werkelijkheid. Dingen zijn aangedikt of overdreven en dialogen kun je natuurlijk nooit precies terughalen. Maar vooral het derde deel, waarin ik Carmens laatste tijd beschrijf, is bijna exact zo gegaan.”

Ik heb afgesproken bij Kluun thuis. Ik was erop voorbereid, maar toch is het een lichte schok als ik zijn ruime Amsterdam-zuid woning binnenloop en geleid wordt naar de kamer waar Carmen lag opgebaard. Hij zegt het er zelf bij, “daar lag ze”, ten overvloede, want het staat precies zo beschreven in zijn boek: de naaktfoto van Carmen (“zie je hoe trots ze was op haar lichaam?”), de familiefoto van Stijn, Carmen en dochtertje Luna, die genomen is vlak voor de tweede chemokuur, en daar tegenover, over de volle lengte van de meterslange muur in grote zilveren blokletters geschilderd de tekst CARPE DIEM.

Komt een vrouw bij de dokter wordt in recensies en door jou vooral omschreven als een boek over de liefde.
“Dat is het ook. Natuurlijk gaat het over de dood. En over relaties, overspel, seks. Maar boven alles is het gewoon een boek over de liefde. Feitelijk is het een sprookje. Ik had als werktitel dan ook Happy end, maar dat vond de uitgever niet goed. Ik vind het zelf nog steeds een goede titel. Mocht het boek vertaald worden, dan gaat het alsnog zo heten.”

Je kunt het echter ook zien als een moderne ars moriendi, een boek dat gaat over de kunst van het sterven.
“Sterven is ook een kunst. Als je je hele leven bang bent voor wat er komen gaat en je bijvoorbeeld panisch met je gezondheid omgaat, dan leef je niet. Dat heb ik ook met dit boek willen zeggen. Natuurlijk, je kunt beter blijven leven dan doodgaan als je kanker hebt, maar zelfs met de dood voor ogen valt er nog te leven. Als je geen dagen aan leven kunt toevoegen, moet je leven aan de dagen toevoegen. En dat doe je onder andere door niet bang te zijn voor de dood, of er in ieder geval enigszins normaal mee om te gaan.”

Maar dat gaat niet vanzelf?
“Wij hebben daar twee jaar de tijd voor gehad. Twee jaar tussen de diagnose en het overlijden. Wat mij vreselijk lijkt is als je vrouw tegen een boom rijdt en nooit meer thuiskomt. Hoe erg die twee jaar ook waren - en het waren vreselijke jaren - liever dat dan dat je iemand boem in één keer moet verliezen. En zij dacht er net zo over.”

Toch hoor je mensen vaak zeggen: ik overlijd liever in mijn slaap dan dat ik een lang ziek- en sterfbed heb.
“Ik denk dat je dat zegt als je 70 bent of nog ouder. Op die leeftijd vallen allerlei mensen om je heen weg, je ziet elkaar vaker op begrafenissen dan op feesten en partijen, je leeft meer in het verleden. Lichamelijk wordt het minder, je bent je mentaal al aan het voorbereiden op de dood. Terwijl wij midden in een opbouwfase zaten: economisch gezien, je koopt je eerste huis, je begint met kinderen. Het kan niet op als je 30-40 bent, dus je bent er nog helemaal niet aan toe om dat leven los te laten. Dan helpt het als je twee jaar de tijd krijgt om zover te komen dat je het accepteert en aankunt.”

En dan is euthanasie een mooie afsluiting?
“Dat paste heel erg bij mijn vrouw. Je hebt altijd een keuze zei ze, dat was haar levensmotto. Je hebt een keuze om iets wel of niet te doen. Dat is de ellende van de ziekte kanker, dan héb je dus geen keuze, de ziekte bepaalt wat er gebeurt. Behalve als het om het einde gaat. Toen het eenmaal geregeld was - de tweede arts was langs geweest en de huisarts had zijn medewerking toegezegd - was ze echt blij. Opgelucht. Nu heb ik weer een keuze, zei ze. Morgen, of over een week, of over 2 weken, of niet. Dat paste heel erg bij haar karakter. Niet lijdzaam toezien hoe lang het leven het nog met jou voorheeft.”

Diezelfde opluchting beschrijf je ook in de scène van het laatste slecht-nieuws-gesprek, als Carmen te horen krijgt dat er niets meer gedaan kan worden om haar ziekte, al is het maar tijdelijk, stop te zetten.
“Ja, want er was weer zekerheid. Ook al was het de zekerheid van de dood. Want dat is het ergste van de ziekte, die onzekerheid. Toen mijn vrouw hoorde welke vorm van kanker ze had, had ze vrij snel uitgezocht hoeveel kans van overleven dat betekende, 40 %. Dan volgt anderhalf jaar van onzekerheid. Wat je ook doet, je weet nooit of het zin heeft. Als je een berg beklimt, dan weet je bijna zeker dat je straks boven komt, maar met kanker weet je gewoon niet of je boven komt. Die onzekerheid is killing.”

Terug naar de euthanasie. Is kiezen voor euthanasie moedig of juist niet?
“Dat is een goede vraag. Wat moedig is, is een keuze te durven maken. Sommigen zeggen misschien dat het moedig is om die gang naar de dood helemaal te gaan. Maar ik vind lijden op zich geen prestatie. Dat is echt iets van het christelijk geloof, en komt door de mythe rond de dood van Jezus, daardoor is iedereen gaan denken dat lijden goed is. Lijden is helemaal niet goed. Lijden is geen deugd of een goede eigenschap of een prestatie. Je wordt wel sterker door tegenslag, je leert ervan, maar dat wil niet zeggen dat je het lijden, en zeker het lijden naar de dood toe, moet cultiveren als goed.”

Maar wat ik met moedig bedoel, is dat je bij euthanasie met open ogen de dood instapt.
“Ja. En daar was ze ook heel benieuwd naar. En dat vond ik er zo mooi aan. Ik werd er bijna jaloers om, zij weet morgen al wat er na de dood is. Ze was er ook helemaal niet bang voor. En dat is ze eigenlijk nooit geweest. Ik wel, ik was altijd erg bang voor de dood, maar nu niet meer. En dat komt door haar te hebben zien sterven. Ze was heel tevreden. Toen ze het drankje had gedronken, zei ze ‘dit voelt heel goed.’ Of het nu de verdoving was waardoor het zo voelde of iets anders, zij ging in ieder geval heel tevreden dood. Ik heb er werkelijk een heel mooie herinnering aan. Eigenlijk voelt euthanasie voor mij - ik heb maar één dood meegemaakt - alsof dát de natuurlijke manier is.”

In het boek beschrijf je Stijn als een cynische levensgenieter die gaandeweg steeds spiritueler wordt. Was je er voor die tijd helemaal niet mee bezig?.
“De nieuwsgierigheid is gekomen in de tijd dat Judith ziek werd. De echte interesse is daarna gekomen. En die is nog steeds groeiende. Dat zal ik ook beschrijven in het vervolg op Komt er een vrouw bij de dokter, dat hopelijk volgend jaar uitkomt. Daarin zal ik vertellen hoe een man omgaat met rouwverwerking. Er zijn al zat vrouwen die over hun rouw hebben geschreven, Connie Palmen bijvoorbeeld. Ik wil laten zien hoe een man het doet. Je weet toch hoe mannen zijn? Als een relatie stukloopt, gaat de vrouw er onmiddellijk met vriendinnen over praten, ze sluit zichzelf zes maanden op, huilt en komt er als gelouterd uit. De man gaat, dezelfde dag dat het uit is met zijn vriendin, de stad in en hangt de beest uit. Natuurlijk chargeer ik het nu, maar ik heb zelf ook zo’n periode gehad. In het boek zal ik beschrijven hoe Stijn vervolgens tot zichzelf komt. Met veel twijfel. Is Carmen er nog? Hoe en waar dan? Dat is van deze tijd. Vroeger werden mensen als het ware met een geloof geboren, je religie was regionaal bepaald, je was moslim, jood of christen. Nu is er steeds meer interesse in andere geloven en wil je er zelf invulling aan geven.”

Maakt een geloof in ‘iets’ na dit leven uit bij de rouwverwerking?
“Ja, het helpt zeker. Judith was niet gelovig in de traditionele zin van het woord, maar we hadden steeds meer het gevoel dat er ‘iets’ is. Ze voelde op een gegeven moment ook dat ze klaar was. En ze geloofde dat ze er na de dood nog zou zijn op een of andere manier. Als je over de verschillende religies leest, dan zie je dat het voor een groot deel op hetzelfde neerkomt. Allemaal zeggen ze dat het lichaam slechts het omhulsel is van de ziel. En die ziel gaat op het moment dat je lichaam het begeeft weer terug op in... ja, geef het maar een naam. Ik geloof niet dat zij als persoon of als ego doorleeft, ik geloof niet dat daarboven 'een Judith' zit, maar ik geloof wel dat zij meegaat in ‘de stroom van alles’. En dat geeft steun. Daardoor ben ik niet bang voor het sterven en wat er na dit leven is. We vieren de geboorte en rouwen om de dood, maar misschien moeten we het andersom doen.”

(Interview: Anja Krabben)

Komt een vrouw bij de dokter verscheen bij uitgeverij Podium, isbn 90 5759 305 x, € 16,00.

Afgelopen zaterdag verscheen Kluuns tweede boek: Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt. (Op het moment van het interview was hij dan ook meer bezig met geboorte dan met dood. “Maar liggen die niet heel dicht bij elkaar?”) Het is niet het vervolg op Komt een vrouw bij de dokter, maar ‘een zijstap’.


Dit is de eerste aflevering uit de reeks 'moderne ars moriendi'. Ars moriendi is Latijn voor ‘de kunst van het sterven’. In de vijftiende en zestiende eeuw werden op grote schaal boekjes verspreid onder de titel Ars moriendi. Ze waren bedoeld om zieken te helpen zich voor te bereiden op de dood en de nog gezonden te wijzen op hun sterfelijkheid. ‘Leer te sterven en ge zult leren leven, want niemand zal echt leren leven, die niet eerst heeft leren sterven,’ zo luidt een passage uit een middeleeuwse Ars moriendi. Ars moriendi waren eigenlijk een soort stripverhalen, gravures met teksten, zodat zowel de geletterden als de in veel grotere getale aanwezige analfabeten de strekking ervan konden begrijpen.

Sommige hedendaagse romans kunnen worden opgevat als een moderne ars moriendi.
Terug naar archief...