DOODGEWOON informeert en amuseert over zaken rond de dood - sinds 1994
Verschenen: 23-08-2004
FABELS OVER DE DOOD 4

Schijndood komt nog steeds voor

Een jonge, leuke uitvaartondernemer kreeg ooit de volgende vraag voorgelegd van een jonge, leuke vrouw, die zei dat hij haar uitvaart mag gaan verzorgen: "Wil je mij alsjeblieft beloven dat je mij bespringt als ik in het mortuarium aankom, want ik ben als de dood voor schijndood." Ik weet niet meer wat zijn antwoord was.


De angst voor schijndood is nog zeer actueel. In mei van dit jaar stond in de krant dat een begraafplaats in Santiago, Chili speciale lijkkisten heeft laten ontwerpen met standaard ingebouwde sensoren. Deze sensoren herkennen alle bewegingen in de kist nadat een overledene is begraven. Volgens een zegsman van de organisatie wordt zo’n sensor aan iedere kist toegevoegd. Dit moet voorkomen dat een persoon mogelijkerwijs levend wordt begraven. De uitvinding dient volgens de begraafplaats als een geruststelling voor de nabestaanden. Mocht het ooit gebeuren dat iemand levend begraven wordt, dan zorgt de sensor ervoor dat onmiddellijk een reddingsactie op touw kan worden gezet.

Maar is schijndood werkelijk nog mogelijk vandaag de dag? Die vraag werd onlangs voorgelegd aan mr. Willem van der Putten, die op uitvaart.nl een juridische adviesrubriek heeft. De vraag luidde: Komt schijndood weleens voor, en wat is dat precies? Van der Putten antwoordde:

Onder schijndood werd en wordt verstaan, dat iemand dood lijkt, maar het (nog) niet is. En dan is het natuurlijk vervelend als iemand toch wordt begraven of gecremeerd. Vroeger was er een grote angst bij de bevolking voor schijndood. Je ziet soms ook wel oude prenten met een doorsnede van een graf in de grond, waarbij een touwtje aan de grote teen van de overledene was vastgemaakt, dat boven de grond bij een belletje uit kwam. Als de persoon nog zou bewegen, zou er gebeld worden.

Een praktischer manier om te kijken of iemand wel echt dood was, was om te wachten tot de eerste tekenen van lijkontbinding zich voordeden, zoals verkleuring van de huid, lijkvlekken en onwelriekende geuren. Daar waren vroeger lijkhuisjes of baarhuisjes voor. Men mocht - en mag nog steeds - mensen niet binnen 36 uur na hun overlijden begraven of cremeren. Dat is mede om te voorkomen dat per ongeluk mensen worden begraven of gecremeerd, die nog niet echt dood zijn.

Met de betere mogelijkheden van de medische wetenschap om de dood vast te stellen, is schijndood geen probleem meer. Meer een probleem is - zoals ik het maar noem - ‘schijnleven’ waarbij een lichaam nog enige tijd ‘levend’ wordt gehouden met het oog op orgaandonatie. De mens is dan al wel dood, omdat de hersenen dood zijn.


Wat niet wegneemt dat schijndood nog steeds tot de mogelijkheden behoort. In de Westerse wereld zal het niet zo’n vaart lopen, omdat er meestal een gedegen medisch onderzoek van overledenen plaatsvindt. Maar toch. Het kan. Arts Jan Bodeson schrijft in zijn boek over schijndood (zie hieronder voor de titel): ‘Op de keper beschouwd doen diegenen die een voortijdige begrafenis vrezen er het beste aan geen overdosis genees- of slaapmiddelen te nemen als ze buiten in de vrieskou zijn.’

Boeken over schijndood:
Levend begraven. Het fenomeen schijndood door de eeuwen heen van Tankred Koch (Uitgeverij Bigot&Van Rossum, 1992)
Levend begraven. De gruwelijke geschiedenis van onze diepste angst van Jan Bodeson (Uitgeverij Becht, 2001)

Terug naar archief...