DOODGEWOON informeert en amuseert over zaken rond de dood - sinds 1994
Verschenen: 09-02-2004
ORGAANDONATIE: JA, NEE, MISSCHIEN

Een op de drie artsen vindt dat orgaandonatie hun te veel tijd kost, staat in de Trouw van vandaag. Dat blijkt uit een nog niet gepubliceerd onderzoek naar 'de persoonlijke beleving van orgaan- en weefseldonatie bij artsen en verpleegkundigen'.


Wat een prachtige en rare zin: vooral die 'persoonlijke beleving'. Daar stel ik me bij voor dat artsen en verpleegkundigen hun ziel hebben bloot gelegd bij de onderzoekers en precies hebben verteld wat het met hen doet om de familie van een hersendode de zo moeilijke vraag te stellen of zijn of haar organen uitgenomen mogen worden voor een ander. Missschien zijn er wel artsen die 'stiekem' eigenlijk vinden dat hersendood niet écht dood is en dat ze daarom eigenlijk niet willen meewerken aan orgaandonatie. Of zijn er artsen die principieel tegen orgaandonatie zijn, zoals er artsen zijn die principieel tegen euthanasie zijn, alleen hoor je over dat eerste zelden iets. Dan klinkt wat nu als belangrijkste conclusie van het onderzoek naar voren komt wel erg banaal: ze hebben het te druk.

Orgaandonatie blijft een heikel punt. De laatste weken worden we op alle televisienetten achtervolgd door Robert ten Brink, die in spotjes van de nierstichting de '1 miljoen-dollar vraag' stelt: Weet u het van uw naaste? Mogen we zijn of haar organen hebben bij overlijden?

Dit voorjaar wordt de Wet op de orgaandonatie geëvalueerd, want zoals hij nu is, levert hij te weinig organen op. Sinds de wet in werking is getreden zijn er zelfs minder potentiële donoren dan daarvoor. Hoewel dat ook met andere dingen te maken heeft, zoals preventief verkeersbeleid waardoor er minder ongelukken met bijvoorbeeld brommer en motor plaatsvinden die als vanouds veel potentiële orgaandonoren opleveren.

Uiteraard doen de donorvoorlichting, nierstichting en andere belanghebbende organisaties er alles aan de felbegeerde organen te vinden en krijgen. Daarbij worden vooral de positieve verhalen de wereld ingebracht. Veel informatie krijgen we nooit te horen. Zijn ze bang nóg minder organen te krijgen als we alles weten? Want hoe vaak gaat een transplantatie mis en wordt het vreemde orgaan weer afgestoten? Hoe hoog (of laag) is dat percentage? Dat varieert ongetwijfeld per orgaan, waarom horen we daar nooit iets over?

Komt bij dat de donornieren die door nog levende personen zijn afgestaan het veel beter te doen dan 'dode nieren'. Moeten we ons daar dan niet veel meer op richten?

Er wordt ook nooit verteld dat een getransplanteerd orgaan maar een beperkte levensduur heeft. De kans dat een getransplanteerd hart, lever of nier er na tien jaar nog zit, is 60 procent. (Voor een long is dat zelfs 20 procent.) Iemand van 35 jaar met niet werkende nieren heeft misschien wel vier organen nodig om gezond 75 jaar te kunnen worden. Dat zijn een hoop nieren voor één persoon. En is een flinke aanslag op de gezondheidszorg.

Komt nog bij dat de medische wetenschap zelf voor een deel de toenemende vraag naar donororganen creëert. Het aantal organen dat kan worden getransplanteerd is uitgebreid de laatste jaren. (En wie weet komt er nog meer bij?) Evenals het aantal patiënten waarvan 'men' (de medische wereld) het nog zinvol acht hen te transplanteren. Bij welk percentage (van de kans op slagen) wordt de grens gelegd? Allemaal vragen waar zelden over gediscussieerd wordt in het openbaar.
(Anja Krabben)

Terug naar archief...